2SHQ KHW PHQX >6WDUW@ HQ VHOHFWHHU >$OOH SURJUDPPD
V@ RI >3URJUDPPD
V@
2
Controleer printers in de afdrukserver.
(1) Selecteer de afdrukserver in [Mijn netwerklocaties] of [Netwerk].
(2) Controleer of het pictogram voor deze printer wordt weergegeven.
De poort controleren
1
Open de printermap.
De printermap weergeven
2
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van deze printer en selecteer [Eigenschappen] of
[Eigenschappen voor printer] in de keuzelijst.
3
Controleer een poort.
(1) Open het tabblad [Poorten].
(2) Controleer of de poort goed is geselecteerd.
>%XUHDXDFFHVVRLUHV@
>:LQGRZV 9HUNHQQHU@