[IP Address]
[Subnet Mask]
[Gateway Address]
OPMERKING
Wanneer [RARP] is geselecteerd
U kunt geen waarde invoeren voor [IP Address].
Wanneer [BOOTP] of [DHCP] is geselecteerd
U kunt geen waarde invoeren voor [IP Address], [Subnet Mask] en [Gateway Address].
Als u RARP, BOOTP of DHCP niet kunt gebruiken
Geef de instellingen op bij [Manual Setting].
4. Klik op [OK] wanneer het bericht <The device has been reset.> wordt weergegeven.
Wacht nadat u op [OK] hebt geklikt ongeveer 20 seconden of langer als dat nodig is.
Nadat de reset-bewerking is voltooid, zijn de instellingen actief.
Installeer vervolgens het printerstuurprogramma.
"Een poort configureren en het printerstuurprogramma
Als uw situatie niet overeenkomt met één van beide hierboven beschreven situaties
Een apparaat in het netwerk heeft mogelijk hetzelfde IP-adres als het adres dat voor deze printer is ingesteld.
In dat geval voert u de volgende procedure uit.
1. Schakel het apparaat uit dat hetzelfde IP-adres heeft of koppel het los van het netwerk.
2. Herhaal de procedure vanaf het begin.
3. Nadat het instellen van deze printer is voltooid, herstelt u de oorspronkelijke status van de apparaten.
Wanneer u het IP-adres niet kunt instellen met NetSpot Device Installer, inclusief in de situatie waarin deze procedure
niet mogelijk is, stelt u het IP-adres in met de opdracht ARP/PING.
"Het IP-adres instellen met de opdracht ARP/PING"
(De RARP-daemon moet actief zijn.)
[BOOTP]
Hiermee wordt het IP-adres opgehaald met BOOTP.
(De BOOTP-daemon moet actief zijn.)
[DHCP]
Hiermee wordt het IP-adres opgehaald via DHCP.
(De DHCP-server moet actief zijn.)
Voer het IP-adres van de printer in.
Voer het juiste subnetmasker in.
Voer het juiste gatewayadres in.
installeren"