Opbouw en functie
Interfaces voor de automatisering
5.10
Interfaces voor de automatisering
Apparaatschade door onvakkundige aansluiting!
Ongeschikte besturingskabels of verkeerde bezetting van in- en uitgangssignalen
kunnen het apparaat beschadigen.
•
Alleen afgeschermde besturingskabels gebruiken!
•
Wanneer het apparaat met regelspanningen wordt gebruikt, moet de verbinding via
geschikte scheidingsversterkers worden gemaakt!
•
Om de hoofd- resp. daalstroom via regelspanningen te besturen, moeten de
desbetreffende ingangen worden vrijgeschakeld (zie Activering ingestelde regelspanning).
5.10.1 Aansluitbus afstandsbediening 19-polig
B
C
P
D
R
E
F
Pos.
Pin
1
A
2
B/L
3
F
4
C
5
D
6
J/U
7
K
8
V
9
R
10
H
11
M/N/P
12
G
58
A
M
L
N
U
+15V (max. 75mA)
V
K
-15V (max. 25mA)
T
S
J
H
G
Signaalvorm
Benaming
Uitgang
Aansluiting voor kabelmantel (PE)
Uitgang
Stroom-vloeit-signaal I>0, potentiaalvrij (max. +- 15 V / 100 mA)
Uitgang
Referentiespanning voor potentiometer 10 V (max. 10 mA)
Ingang
Ingestelde regelspanning voor hoofdstroom, 0 - 10 V (0 V = I
I
)
max
Ingang
Ingestelde regelspanning voor daalstroom, 0 - 10 V (0 V = I
I
)
max
Uitgang
Referentiepotentiaal 0 V
Uitgang
Voeding: +15 V, max. 75 mA.
Uitgang
Voeding: -15 V, max. 25 mA.
Ingang
Lasstroom start / stop
Ingang
Omschakeling lasstroom hoofd- of daalstroom (pulsen)
Ingang
Activering ingestelde regelspanning
Alle 3 signalen op referentiepotentiaal 0 V zetten om de extern
ingestelde regelspanning voor hoofd- en daalstroom te activeren
Uitgang
Meetwaarde I
VOORZICHTIG
A
1
B
2
I>0
L
2
F
3
10V
C
0-10V
4
D
5
0-10V
E
T
J
6
0V
U
6
K
7
V
8
R
START / STOP
9
S
H
10
M
N
P
G
12
I
(1V=100A)
SOLL
Afbeelding 5-22
(1 V = 100 A)
SOLL
10-100K
10-100K
AMP / AMP%
(PULS)
11
/ 10 V =
min
/ 10 V =
min
099-000088-EW505
26.11.2012