absoluut noodzakelijk is dat de apparatuur tijdens het onderhoud van elektrische stroom wordt voorzien,
moet op het meest kritische punt een permanent werkende lekdetectie worden aangebracht om te
waarschuwen voor een potentieel gevaarlijke situatie.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het volgende om te voorkomen dat bij werkzaamheden
2)
aan elektrische onderdelen de behuizing dusdanig wordt veranderd dat het beschermingsniveau wordt
aangetast. Dit omvat beschadiging van kabels, buitensporig aantal aansluitingen, aansluitingen die niet
volgens de oorspronkelijke specificatie zijn uitgevoerd, beschadiging van afdichtingen, onjuiste montage van
wartels, etc.
Zorg ervoor dat het apparaat stevig is bevestigd.
3)
Controleer of afdichtingen of afdichtingsmaterialen niet zodanig zijn verslechterd dat zij niet langer het
4)
binnendringen van ontvlambare atmosferen kunnen voorkomen. Vervangende onderdelen moeten in
overeenstemming zijn met de specificaties van de fabrikant.
OPMERKING:
Het
lekdetectieapparatuur hinderen. Intrinsiek veilige componenten hoeven niet te worden geïsoleerd alvorens
eraan te werken.
Reparatie aan intrinsiek veilige componenten
3.
Breng geen permanente inductieve of capacitieve belastingen op het circuit aan zonder er zeker van te zijn
dat deze de toelaatbare spanning en stroomsterkte voor de gebruikte apparatuur niet overschrijden.
Intrinsiek veilige componenten zijn de enige types waaraan onder spanning in de aanwezigheid van een
ontvlambare atmosfeer mag worden gewerkt. De testapparatuur moet de juiste nominale waarde hebben.
Vervang onderdelen uitsluitend door onderdelen die door de fabrikant zijn gespecificeerd. Andere onderdelen
kunnen leiden tot ontbranding van koelmiddel in de atmosfeer als gevolg van een lek.
Bekabeling
4.
Controleer of de bekabeling niet onderhevig is aan slijtage, corrosie, overmatige druk, trillingen, scherpe
randen of andere nadelige omgevingsinvloeden. Bij de controle moet ook rekening worden gehouden met de
gevolgen van veroudering of voortdurende trillingen door bronnen zoals compressoren of ventilatoren.
Opsporing van ontvlambare koelmiddelen
5.
In geen geval mogen potentiële ontstekingsbronnen worden gebruikt bij het zoeken naar of opsporen van
koelmiddellekken. Een halogenide toorts (of een andere detector die een open vlam gebruikt) mag niet
worden gebruikt.
Lekdetectiemethoden
6.
De volgende lekdetectiemethoden worden aanvaardbaar geacht voor systemen die ontvlambare
koelmiddelen bevatten.
Elektronische lekdetectoren worden gebruikt om ontvlambare koelmiddelen op te sporen, maar het is mogelijk
dat de gevoeligheid niet afdoende is of opnieuw moet worden gekalibreerd. (De detectieapparatuur moet
worden gekalibreerd in een koelmiddelvrije ruimte).
Let op dat de detector geen potentiële ontstekingsbron is en geschikt is voor het gebruikte koelmiddel. De
lekdetectieapparatuur wordt ingesteld op een percentage van de LFL van het koelmiddel en wordt
gekalibreerd voor het gebruikte koelmiddel, waarbij het juiste gaspercentage (maximaal 25%) wordt
bevestigd.
Lekdetectievloeistoffen zijn geschikt voor gebruik met de meeste koelmiddelen, maar het gebruik van
chloorhoudende reinigingsmiddelen moet worden vermeden, omdat het chloor met het koelmiddel kan
reageren en het koperen leidingwerk kan aantasten.
Indien een lek wordt vermoed, moeten alle open vlammen worden verwijderd/gedoofd.
Wanneer een koelmiddellek wordt vastgesteld dat moet worden gesoldeerd, moet al het koelmiddel uit het
systeem worden teruggewonnen of worden geïsoleerd (door middel van afsluitkleppen) in een deel van het
systeem dat van het lek verwijderd is. Zuurstofvrije stikstof (OFN) moet dan zowel vóór als tijdens het
soldeerproces door het systeem worden gespoeld.
gebruik
van
siliconenkit
kan
de
doeltreffendheid
14
van
sommige
soorten