servicepunt brengen voordat u deze opnieuw gebruikt. Gebruik nooit een beschadigde batterij of lader. Gebruik de lader alleen
binnenshuis.
Aanvullende veiligheidsinformatie
Een alarmnummer kiezen
1
Zorg ervoor dat het apparaat is ingeschakeld.
2
Controleer of de signaalontvangst voldoende is. Mogelijk moet u ook de volgende stappen uitvoeren:
Een SIM-kaart plaatsen.
•
Oproepbeperkingen uitschakelen die op uw apparaat zijn ingesteld, zoals het blokkeren van oproepen, vaste
•
nummers of gesloten gebruikersgroepen.
Zorg ervoor dat het profiel Vlucht niet is geactiveerd.
•
3
Druk meerdere malen op de eindetoets, totdat het startscherm wordt weergegeven.
4
Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt. Alarmnummers verschillen per locatie.
5
Druk op de beltoets.
6
Geef de benodigde informatie zo nauwkeurig mogelijk op. Beëindig het gesprek pas wanneer u daarvoor toestemming
hebt gekregen.
Belangrijk: Als uw apparaat netgesprekken ondersteunt, moet u zowel internet als mobiele gesprekken activeren.
Het apparaat kan alarmnummers zowel via het mobiele netwerk als via uw internetprovider proberen te kiezen. Verbindingen
kunnen niet onder alle omstandigheden worden gegarandeerd. Vertrouw nooit alleen op een draadloze telefoon voor het tot
stand brengen van essentiële communicatie, bijvoorbeeld bij medische noodgevallen.
Kleine kinderen
Het apparaat en toebehoren zijn geen speelgoed. Ze kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd deze buiten het bereik van
kleine kinderen.
Medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van draadloze telefoons, kan het functioneren van onvoldoende beschermde
medische apparatuur nadelig beïnvloeden. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of
het apparaat voldoende is beschermd tegen externe radiofrequentie-energie.
Geïmplanteerde medische apparaten
Om mogelijke storing van geïmplanteerde medische apparatuur zoals een pacemaker of een geïmplanteerde defibrillator te
voorkomen, raden fabrikanten van medische apparatuur aan om draadloze apparaten altijd op minimaal 15,3 centimeter
afstand te houden. Personen met dergelijke apparaten moeten met het volgende rekening houden:
Houd het draadloze apparaat altijd op meer dan 15,3 centimeter afstand van het medische apparaat.
•
Draag het draadloze apparaat niet in een borstzak.
•
Houd het draadloze apparaat tegen het oor aan de andere kant van het lichaam dan de kant waar het medische apparaat
•
zit.
Schakel het draadloze apparaat uit als er enige reden is om te vermoeden dat er een storing plaatsvindt.
•
Volg de instructies van de fabrikant van het geïmplanteerde medische apparaat.
•
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze apparaat wanneer u een geïmplanteerd medisch apparaat hebt, neemt
u contact op met uw zorginstelling.
Product- en veiligheidsinformatie
37