Inhoudsopgave
Advertenties
5.5
ARRESTO MACCHINA A FINE
LAVORAZIONE
A fine lavorazione, per periodi anche brevi di ino-
peratività è obbligatorio portare la macchina in
condizioni di sicurezza (vedi Fig. 5.6).
a) abbassare fino a terra il carrello (1),
b) spegnere la macchina ruotando l'interruttore
generale di rete (2) in posizione 'O'-OFF.
5.6 ARRESTO DI EMERGENZA
La macchina è dotata di pulsante di emergenza a
fungo (8) (Fig. 5.6). Premendo il pulsante a fungo
si ottiene l'immediato arresto della macchina. Per
riavviare la macchina occorre ruotare il pulsante a
fungo fino a riarmarlo e premere il pulsante blu per
riattivare il pannello di controllo.
5
Fig. 5.6
5.5
MACHINESTOP NA AFLOOP VAN
HET WERK
Na afloop van de bewerking, ook bij korte stilstan-
den, is het verplicht de machine in de veiligheids-
stand te zetten (zie Fig. 5.6).
a) breng de robot (1) aan de grond,
b) schakel de machine uit door de hoofdnetscha-
kelaar (2) in stand 'O'-OFF te draaien.
5.6 NOODSTOP
De machine is voorzien van een paddestoelvormige
noodknop (8) (Fig. 5.6).
Door de paddestoelknop in te drukken wordt de
machine onmiddellijk gestopt. Om de machine weer
te starten moet men de paddestoelknop resetten door
hem om te draaien en op de blauwe knop drukken om
het bedieningspaneel weer in te schakelen.
8
7
2
44
3
6
4
1
Advertenties
Inhoudsopgave
