De interne draadloze afdrukserver
2
configureren
Configuratieoverzicht
Nadat de interne draadloze afdrukserver is geïnstalleerd in een printer, kan de afdrukserver op
twee manieren worden geconfigureerd voor gebruik op een draadloos netwerk: de afdrukserver kan
worden geconfigureerd met behulp van het hulpprogramma voor draadloze installatie of door
handmatig te configureren.
Als u de afdrukserver configureert met behulp van het Lexmark-hulpprogramma voor draadloze
installatie, dient u de printer (met de geïnstalleerde interne draadloze afdrukserver) aan te sluiten op
een computer met een USB-kabel en dient u daarnaast de cd met MarkNet N8050-hulpprogramma's
te starten. Via het Lexmark-hulpprogramma voor draadloze installatie zijn zowel een wizardmodus
als een geavanceerde modus beschikbaar. De wizardmodus leidt de gebruiker middels stappen door
het configuratieproces. Via de geavanceerde modus is er een interface beschikbaar waardoor de
gebruiker direct toegang heeft tot de instellingen voor draadloze configuratie. Hiermee kunnen de
juiste instellingen worden toegepast voor het draadloos netwerk waarop de printer wordt gebruikt.
Opmerking: Als u via het Lexmark-hulpprogramma voor draadloze installatie configureert, is de
802.1x—RADIUS-verificatie alleen beschikbaar via de geavanceerde modus.
Handmatige configuratie is bedoeld voor ervaren gebruikers. Hierbij wordt via een ad-hoc draadloze
verbinding gecommuniceerd met de afdrukserver zonder het Lexmark-hulpprogramma voor
draadloze installatie of een directe USB-verbinding te gebruiken. Gebruikers die er de voorkeur aan
geven de handmatige configuratiemethode uit te voeren, hebben een grondige kennis nodig van de
draadloze instellingen voor het netwerk. Raadpleeg
het handmatig configureren van de interne draadloze afdrukserver.
Voordat u de draadloze afdrukserver configureert, dient u ervoor te zorgen dat uw printer
correct is ingesteld.
•
De optionele kaart voor de interne draadloze afdrukserver is correct in de printer geplaatst.
•
Alle beschermkappen en kleppen van de printer zijn teruggeplaatst of gesloten.
•
De toner- of printcartridges zijn correct geïnstalleerd.
•
Er is papier in de printer geplaatst.
•
De printer is ingeschakeld en klaar om te worden geïnstalleerd.
Raadpleeg de printerdocumentatie voor hulp bij het installeren van uw printer.
De interne draadloze afdrukserver configureren
Handmatig configureren
4
voor instructies voor