4.
Selecteer Setup Password (Installatiewachtwoord), wijzig of verwijder het huidige
installatiewachtwoord en druk op <Enter> of <Tab>.
OPMERKING: Vul bij het wijzigen van het systeem- en/of installatiewachtwoord het nieuwe
wachtwoord in wanneer de melding daarvoor verschijnt. Als een van beide of beide
wachtwoorden wordt verwijderd, dient de melding daarover ook te worden bevestigd.
5.
Druk op <Esc> waarna een melding verschijnt om de wijzigingen op te slaan.
6.
Druk op <Y> om de wijzigingen op te slaan en de systeeminstallatie te verlaten.
Hierna wordt de computer opnieuw opgestart.
55