nl
1
3
5
13 A1
L1
L2
L3 NO
5
T1
T2
T3
2
4
6
14 A2
L1 L2 L3
M
3~
L
N
M
1~
Fig. 6: Pompaansluiting
6.5.3.1
Motorstroombewaking instellen
Current Pump 1 Current Pump 2
8
Fig. 7: Motorstroombewaking instellen
6.5.4
Aansluiting thermische motorbe-
waking
x
Fig. 8: Symbool-overzicht van de aansluitingen
6.5.5
Aansluiting dichtheidsbewaking
16
Opstelling
3
Klemmenstrook: Aarde (PE)
5
Contactor-combinatie
Ter plaatse gelegde aansluitkabels door de kabelschroefverbindingen voeren en beves-
3
tigen. Sluit de aders overeenkomstig het aansluitschema op de contactverbreker aan.
8
Potentiometer voor motorstroombewaking
Na het aansluiten van de pomp de toegelaten nominale stroom op de potentiometer in-
stellen:
▪ Bij volledige belasting de nominale stroom volgens het typeplaatje instellen.
▪ Bij deellast de nominale stroom 5 % boven de gemeten stroom op het bedrijfspunt in-
stellen.
Een nauwkeurige instelling van de motorstroombewaking kan tijdens de inbedrijfname
gebeuren. Hier kunnen de volgende waarden via het menu worden weergegeven:
▪ actueel gemeten bedrijfsstroom van de pomp (menu 4.29-4.31)
▪ ingestelde nominale stroom van de motorbewaking (menu 4.25-4.27)
LET OP
Koppel geen externe spanning!
Een aangebrachte externe spanning vernielt het onderdeel.
Per pomp kan een thermische motorbewaking met bimetaalsensoren worden aangeslo-
ten. Geen PTC-sensoren aansluiten!
Ter plaatse gelegde aansluitkabels door de kabelschroefverbindingen voeren en beves-
tigen. Sluit de aders overeenkomstig het aansluitschema op de klemmenstrook aan.
Neem het klemnummer over van het overzicht van de aansluitingen in de afdekking.
De "x" in het symbool geeft de betreffende pomp aan:
▪ 1 = Pomp 1
▪ 2 = Pomp 2
▪ 3 = Pomp 3
GEVAAR! Explosiegevaar door onjuiste aansluiting! Als de aangesloten Pompen in
explosieve zones worden gebruikt, neem dan het Ex-hoofdstuk in de bijlage in acht!
LET OP
Koppel geen externe spanning!
Een aangebrachte externe spanning vernielt het onderdeel.
WILO SE 2018-12