Nokia X6 Gebruikershandleiding
Gebruik de batterij en lader alleen voor de doelen waarvoor ze bestemd zijn. Onjuist gebruik
of gebruik van niet-goedgekeurde of incompatibele batterijen of laders kan het risico van
brand, explosie of een ander gevaar met zich meebrengen, en kan de goedkeuring of garantie
doen vervallen. Als u denkt dat de batterij of lader beschadigd is, moet u deze ter inspectie
naar een servicepunt of de leverancier van uw telefoon brengen voordat u deze opnieuw
gebruikt. Gebruik nooit een beschadigde batterij of lader. Gebruik de lader alleen binnenshuis.
Laad uw apparaat niet op tijdens een onweersbui. Als er geen oplader met de telefoon wordt
meegeleverd, laad het apparaat dan op met de gegevenskabel (meegeleverd) of een USB-
stroomadapter (mogelijk apart aan te schaffen). U kunt uw apparaat opladen met kabels van
derden en met stroomadapters die geschikt zijn voor USB 2.0 of hoger en die voldoen aan
toepasselijke regelgeving van het land en internationale en lokale veiligheidseisen. Andere
adapters voldoen mogelijk niet aan toepasselijke veiligheidseisen en opladen met dergelijke
adapters kan mogelijk leiden tot schade aan uw eigendommen of tot lichamelijk letsel.
Als u een lader of accessoire loskoppelt, moet u aan de stekker trekken, niet aan het snoer.
Daarnaast is het volgende van toepassing als uw apparaat een verwijderbare batterij heeft:
• Schakel het apparaat altijd uit en koppel deze los van de lader voordat u de batterij
verwijdert.
• Onopzettelijke kortsluiting kan optreden wanneer een metalen voorwerp in aanraking komt
met de metalen strips op de batterij. Dit kan schade veroorzaken aan de batterij of het
andere voorwerp.
KLEINE KINDEREN
Het apparaat en toebehoren zijn geen speelgoed. Ze kunnen kleine onderdelen bevatten. Houd
ze buiten het bereik van kleine kinderen.
MEDISCHE APPARATUUR
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van draadloze telefoons, kan het functioneren
van onvoldoende beschermde medische apparatuur nadelig beïnvloeden. Raadpleeg een arts
of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen of het voldoende is beschermd
tegen externe radiofrequentie-energie.
GEÏMPLANTEERDE MEDISCHE APPARATEN
Om mogelijke storing te voorkomen, raden fabrikanten van geïmplanteerde medische
apparaten (zoals pacemakers, insulinepompen en neurostimulators) aan om altijd een afstand
van minimaal 15,3 centimeter aan te houden tussen het draadloze apparaat en het medische
apparaat. Personen met dergelijke apparaten moeten met het volgende rekening houden:
© 2022 HMD Global Oy. Alle rechten voorbehouden.
48