9.3.1.2 Setting a user-defined satellite position (User satellite)
>
Om een gebruikerssatelliet aan het satellietoverzicht toe te voegen, gebru-
ikt u de pijltjestoetsen om het veld Sat new (nieuwe satelliet) te markeren.
>
Bevestig door op OK te drukken.
Er verschijnt een overzicht met de beschikbare satellietposities.
>
Gebruik nu de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om een gebruikers satelli-
etpositie (User 1 tot User 14) te markeren.
>
Druk op de OK toets om het menu te openen om een testtransponder in te
stellen. Volg in dit menu de instructies uit paragraaf 6.4.3 om de gegevens
van de test transponder en van de gebruikte LNB in te voeren.
>
Wanneer u klaar bent met het instellen van de testtransponder, drukt u op
de Back (terug) toets om terug te keren naar het menu voor het instellen
van de gemotoriseerde antenne.
Het veld voor het invoeren van de orbital position (omlooppositie) is actief.
>
Gebruik de cijfertoetsen om de omlooppositie van de gebruikerssatelliet in
te voeren.
>
Druk nu op de OK toets om aan te geven of het een westelijke (W) of een
oostelijke (E) omlooppositie betreft.
Indien de Geo-Positioning functie (paragraaf 9.2) is ingeschakeld (on), kunt u nu
de functie turn to sat (paragraaf 9.4.1) gebruiken om de schotel te roteren naar
de geprogrammeerde satellietpositie.
Indien de Geo-Positioning functie is uitgeschakeld (off), dan dient u de schotel
handmatig naar de gewenste satellietpositie te roteren (paragraaf 9.3.2.2).
9.3.2 Satellietantenne aanpassen
Voor iedere satelliet is een testtransponder aanwezig, waardoor u in staat bent
om de antenne op de gewenste satelliet te richten resp. om te bepalen of u op de
ingestelde positie de gewenste satelliet kunt ontvangen.
Alleen zodra de signaalsterkte en signaalkwaliteit van deze testtransponder
weergegeven worden kunt u de antenne nauwkeurig afstellen.
9.3.2.1 Transponder/LNB configuratie testen
Om de gegevens van de betreffende testtransponder te wijzigen, gaat u als volgt
te werk:
>
Gebruik de pijltjestoetsen om het veld Current satellite list (actueel sa-
tellietoverzicht) te markeren.
>
Druk op de OK toets om de satellietlijst te openen.
>
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de satellietpositie waar-
van u de gegevens wilt wijzigen, te markeren.
>
Bevestig door op OK te drukken.
>
Gebruik de pijltjestoetsen om het veld LNB Config. te markeren en druk
op de OK toets.
Het menu LNB settings (LNB-instellingen) wordt weergegeven.
>
In dit menu dient u de gegevens van de testtransponder en de gebruikte
LNB in te voeren zoals staat beschreven in paragraaf 6.4.3.
>
Druk op de Back (terug) toets om terug te gaan naar de instellingen van de
gemotoriseerde antenne.
9.3.2.2 Antenne handmatig positioneren
U kunt de meest optimale positie voor de gewenste satelliet bepalen door controle
van de signaalbalken voor signaalsterkte en signaalkwaliteit. Stel de schotel zoda-
nig in, dat beide signaalbalken een maximale waarde tonen.
>
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om het veld save (opslaan)
te markeren.
>
Gebruik nu de pijltjestoetsen rechts (om het veld East (oost) te markeren)
resp. links (om het veld West te markeren) om de schotel in de gewenste
positie te brengen. Houd in beide gevallen de toetsen ingedrukt totdat de
positie bereikt is.
9.3.2.3 Automatische fijnafstelling (Autofocus)
Voordat u een satellietpositie vastlegt, moet u de automatische fijnafstelling
functie uitvoeren. Dit is een fijnafstelling van de schotel voor optimale ontvangst.
>
Druk op de blauwe functietoets Actions om het venster te openen met de
beschikbare acties.
>
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de regel Autofocus te
markeren..
>
Bevestig door op OK te drukken.
>
Druk op de gele toets (Autofocus) om de autofocusprocedure te starten.
Gedurende de automatische afstelprocedure verschijnt de mededeling Au-
tofocus.
9.3.3 Satellietpositie opslaan
Wanneer de autofocusprocedure voltooid is, moet u de satellietpositie nog in het
geheugen opslaan.
>
Gebruik de pijltjestoetsen om het veld save te markeren.
NL
37