LET OP:
• Indien meer paren fotocellen van hetzelfde type
geïnstalleerd worden moeten de uitgangen daarvan in serie
aangesloten worden.
• Indien reflecterende fotocellen geïnstalleerd worden moet de
voeding aangesloten worden op de klemmen 19 en 18 van
de stuurcentrale, voor het uitvoeren van de werkingstest.
VEILIGHEIDSLIJSTEN
Afhankelijk van de klem waarop ze aangesloten worden maakt
de stuurcentrale onderscheid tussen twee categorieën
veiligheidslijsten:
• Veiligheidslijsten type 1 (vast): worden op muren of op
andere vaste obstakels geïnstalleerd die door de
hekvleugels tijdens de opening benaderd worden. In geval
van inwerkingtreding van de veiligheidslijsten type 1 tijdens
de opening van het hek zorgt de stuurcentrale ervoor de
hekdeuren gedurende 3 seconden opnieuw te sluiten en
wordt vervolgens geblokkeerd. In geval van inwerkingtreding
van de veiligheidslijsten type 1 tijdens de sluiting van het
hek wordt de stuurcentrale onmiddellijk geblokkeerd.
De richting van de poort bij het volgende START- of
voetgangersopeningscommando hangt af van de instelling
van de STOP parameter (omkeren of voortzetten van de
beweging),wanneer de STOP uitgeschakeld is, zal een
volgende startimpluls de beweging in dezelfde richting starten.
• Veiligheidslijsten type 2 (mobiel): worden op de uiteinden
van de hekvleugels gemonteerd. In geval van inwerkingtreding
van de veiligheidslijsten van type 2 tijdens de opening van
het hek wordt de stuurcentrale onmiddellijk geblokkeerd. In
geval van inwerkingtreding van de veiligheidslijsten type 2
tijdens de sluiting van het hek heropent de stuurcentrale de
hekvleugels gedurende 3 seconden en wordt daarna
geblokkeerd. De richting van de poort bij het volgende
START- of voetgangersopeningscommando hangt af van de
instelling van de STOP parameter (omkeren of voortzetten van
de beweging),wanneer de STOP uitgeschakeld is, zal een
volgende startimpluls de beweging in dezelfde richting starten.
Sluit de kabels van de veiligheidslijsten type 1 aan tussen de
klemmen 9 en 11 van de stuurcentrale.
Sluit de kabels van de veiligheidslijsten type 2 aan tussen de
klemmen 10 en 11 van de stuurcentrale.
Om aan de eisen van de norm EN12978 te voldoen is het
verplicht om veiligheidlijsten te plaatsen die voorzien zijn van
een sturing die het goed functioneren van deze lijsten continu
bewaakt. Indien een sturing gebruikt wordt die de test door
voedingsonberbreking dienen de voedingskabels van deze
sturing aan de conectoren 19 en 18 van de City 1 verbonden
te worden. In alle andere gevallen dient men deze
voedingskabels te verbinden met de connectoren 17 en 18.
LET OP: Gebruik veiligheidslijsten waarvan de uitgang een
normaal gesloten contact heeft. De uitgangen van de
veiligheidslijsten van hetzelfde type moeten in serie
aangesloten worden.
EINDSCHAKELAAR
De stuurcentrale City1 ondersteunt twee soorten
eindschakelaars:
• Eindschakelaars in serie op de windingen van de motor.
• Eindschakelaars met normaal gesloten contact die geopend
wordt wanneer de hekvleugel de gewenste positie bereikt
heeft.
De eindschakelaars in serie op de windingen van de motor
worden automatisch door de stuurcentrale herkend en hoeven
op geen enkele wijze aangesloten of geprogrammeerd worden.
De eindschakelaars met gesloten contact moeten als volgt op
het klemmenbord van de stuurcentrale aangesloten worden:
• Eindschakelaar bij opening van hekvleugel 1 tussen de
klemmen 12 en 16.
• Eindschakelaar bij sluiting van hekvleugel 1 tussen de
klemmen 13 en 16.
• Eindschakelaar bij opening van hekvleugel 2 tussen de
klemmen 14 en 16.
• Eindschakelaar bij sluiting van hekvleugel 2 tussen de
klemmen 15 en 16.
STOP
Voor een grotere veiligheid is het mogelijk een noodstop te
installeren die bij activering de onmiddellijke blokkering van het
hek veroorzaakt. De schakelaar moet een normaal gesloten
contact hebben dat in geval van activering open gaat.
Indien de stopschakelaar geactiveerd wordt terwijl het hek
geopend is dan wordt de functie van automatische sluiting
altijd uitgeschakeld. Om het hek opnieuw te sluiten moet een
startimpuls gegeven worden (indien de startfunctie in pauze
uitgeschakeld is wordt deze tijdelijk opnieuw ingeschakeld om
de deblokkering van het hek mogelijk te maken).
Sluit de kabels van de noodstop aan tussen de klemmen 5 en
6 van de stuurcentrale.
De functie van de noodstop kan geactiveerd worden met een
afstandsbediening waarin de functie op kanaal 3
geprogrammeerd wordt (zie de instructies van de ontvanger
MR1). Het radiocommando STOP is ook actief als het
commando in het programma uitgeschakeld is.
4