INSTALLATIE
De installatie van de stuurcentrale, van de
veiligheidsvoorzieningen en van de accessoires moet gebeuren
terwijl de voeding afgesloten is.
VOEDING
De stuurcentrale moet gevoed worden door een elektrische lijn
bij 230V 50Hz, en moet beveiligd worden door een
thermomagnetische differentiaalschakelaar die voldoet aan de
wettelijke voorschriften. Sluit de voedingskabels aan op de
klemmen 30 en 31 van de stuurcentrale City1.
MOTOREN
De stuurcentrale City1 kan één of twee asynchrone motoren
met wisselstroom besturen. Het maximale, totaal te
verstrekken vermogen is 700W. Als de stuurcentrale slechts
één motor bestuurt dan moet deze motor aangesloten zijn op
de klemmen die bij motor 1 horen.
Sluit de kabels van motor 1 als volgt aan:
• kabel voor de opening op klem 27
• kabel voor de sluiting op klem 29
• gemeenschappelijke kabel op klem 28
Sluit de kabels van motor 2 (indien aanwezig) als volgt aan:
• kabel voor de opening op klem 24
• kabel voor de sluiting op klem 26
• gemeenschappelijke kabel op klem 25
CONTROLE VAN HET CORRECT SLUITEN VAN DE VLEUGELS
Als de vleugels van de poort zich overlappen tijdens het
sluiten, moet de motor die het eerst moet vertrekken
aangesloten worden op M1, en de vertragingen te regelen
(parameters r.AP en r.CH) zodat botsing van de vleugels
vermeden wordt.
Als de sturing een verkeerde overlapping vaststelt (vleugel 1
komt eerst op sluitpositie voor vleugel 2), dan zal de poort een
beetje terug opengaan zodat de sluiting correct kan gebeuren.
Als de vleugels elkaar niet overlappen (dubbelle schuifpoort)
zet de vertraging tussen de hekvleugels bij opening op nul om
de controle van de juiste sluiting uit te schakelen.
LET OP:
• Indien niet reeds aanwezig in de motor, is het noodzakelijk
om een startcondensator voor elke motor te installeren.
Sluit de startcondensator voor motor 1 aan op de klemmen
27 en 29 en de startcondensator voor motor 2 (indien
aanwezig) tussen de klemmen 24 en 26.
• Indien motor 2 niet aangesloten is zet u het menu tAP2 op nul.
LET OP (GEBRUIK VAN HYDRAULISCHE MOTOREN):
• Indien gebruik gemaakt wordt van hydraulische motoren
zouden de volgende functies misschien NIET correct werken:
Soft start, Soft stop en Obstakelsensor. In dat geval moeten
de functies vanaf het menu worden uitgeschakeld.
• Lees zorgvuldig de procedure voor het automatisch instellen
van de werktijden die beschreven wordt in de paragraaf
"SNELLE CONFIGURATIE", en besteed met name aandacht
aan de punten waarin de procedure beschreven wordt die
gevolgd moet worden in het geval de obstakelsensor
uitgeschakeld is.
KNIPPERLICHT
De stuurcentrale City1 voorziet het gebruik van een knipperlicht
van 230V 40W met interne knipperende werking. Sluit de
kabels van het knipperlicht aan op de klemmen 22 en 23 van
de stuurcentrale.
FOTOCELLEN
Afhankelijk van de klem waar ze op worden aangesloten maakt
de stuurcentrale onderscheid tussen twee categorieën fotocellen:
• Fotocellen type 1: worden aan de binnenzijde van het hek
geïnstalleerd en zijn zowel tijdens de opening als tijdens de
sluiting actief. In geval van onderbreking van de fotocellen
type 1 stopt de stuurcentrale de hekvleugels: zodra de
fotocel niet meer onderbroken wordt opent de stuurcentrale
het hek volledig.
• Fotocellen type 2: worden aan de buitenzijde van het hek
geïnstalleerd en zijn alleen bij de sluiting actief. In geval van
inwerkingtreding van de fotocellen type 2 heropent de
stuurcentrale onmiddellijk het hek, zonder te wachten tot de
fotocel niet meer onderbroken is.
De stuurcentrale City1 levert de fotocellen voeding van 24VAC
en kan de werking van de fotocellen testen voordat het hek
geopend wordt. De klemmen voor de voeding van de fotocellen
worden beveiligd door een elektronische zekering die bij
overbelasting de stroom onderbreekt.
• Sluit de voedingskabels van de zenders van de fotocellen
aan tussen de klemmen 19 en 18 van de stuurcentrale.
• Sluit de voedingskabels van de ontvangers van de fotocellen
aan tussen de klemmen 17 en 18 van de stuurcentrale.
• Sluit de uitgang van de ontvangers van de fotocellen van
type 1 aan tussen de klemmen 7 en 11 van de
stuurcentrale en sluit de uitgang van de ontvangers van de
fotocellen van type 2 aan tussen de klemmen 8 en 11 van
de stuurcentrale. Gebruik de uitgangen met normaal
3
gesloten contact.