6.3 Busverbinding tot stand
brengen
Afb. 13: Mogelijkheden van de busverbinding van ISR-regelaars
6.4 EMC-gerichte installatie
274198-01 07.11
Bij de busverbinding van de ISR ZR1 B/ISR ZR 2 B en van andere ISR-regelaars geldt
het volgende: de regelaars kunnen met inachtneming van de leidinglengten en de
max. netuitzetting op een willekeurige plaats op de bus worden aangesloten.
De buslijn dient op de klem LPB te worden aangesloten (zie schakelschema van de
betreffende ISR-regelaar).
Opmerking: Een plaatsing van de busverbinding als ring is niet toegestaan (afb. 13).
Problematiek
Iedere netkabel voert storingen met zich mee. Kortstondige spanningpieken wor-
den hoofdzakelijk door schakelprocessen van inductieve lasten als motoren, scha-
kelaars, pompen of magneetkleppen veroorzaakt. Deze spanningpieken koppelen in
aangrenzende buslijnen en kunnen tot onverwachte storingen van installaties of in-
stallatiedelen leiden.
Kabelgeleiding
De buslijnen moeten tegenover kabels met netspanningen in een aanbevolen af-
stand van 15 cm worden aangelegd. Anders dienen er geschermde kabels te worden
gebruikt.
Kabelsoort
Voor de busverbinding dient een tweeaderige, getordeerde kabel met een kabeldia-
2
meter van 1,5 mm
te worden gebruikt.
Bij grote afstanden tussen de ISR-regelaars dienen de volgende voorwaarden te
worden aangehouden:
Begrenzing door kabelweerstand R:
• Max. kabellengte:
• Max. kabellengte:
Begrenzing door leidingcapaciteit C:
• Max. leidingcapaciteit:
Zoneregelaar ISR ZR1 B/ISR ZR 2 B
– 250 m per ISR-regelaar
– max. 1000 m tussen de verst verwijderde ISR-
regelaars
– 250 m per ISR-regelaar
– max. 1400 m (som van alle strengen bij 100 pF/m)
– 25 nF per ISR-regelaar
– max. 140 nF (som van alle strengen)
Installatie
27