Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Checklist Tijdens Inbedrijfstelling; Proefdraaien En Testen; Over Bedradingscontrole; Bedradingsfouten Opsporen - Daikin 3MXM52N2V1B9 Montagehandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor 3MXM52N2V1B9:
Inhoudsopgave

Advertenties

5 Inbedrijfstelling
De zekeringen, onderbrekers of lokaal geïnstalleerde
beveiligingen
zijn
geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
Controleer of de markeringen (kamer A~E) op de
bedrading
en
de
overeenkomen.
Controleer of de instelling voorrangskamer voor 2 of meer
kamers
is
ingesteld.
warmtapwatergenerator voor Multi of de Hybride voor
Multi niet als voorrangskamer mag worden geselecteerd.
5.2

Checklist tijdens inbedrijfstelling

Controleer de bedrading.
Ontluchten.

Proefdraaien.

5.3

Proefdraaien en testen

Voor de Hybride voor Multi zijn specifieke voorzorgsmaatregelen
vereist voordat u deze functie gebruikt. Voor meer informatie, zie de
montagehandleiding van de binnenunit en/of de uitgebreide
handleiding voor de installateur van de binnenunit.
Voordat u begint met proefdraaien, meet de spanning aan
de primaire kant van de veiligheidsonderbreker.
De leidingen en de bedrading zijn in orde.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan
volledig open.
De initialisering van het Multi-systeem kan meerdere minuten duren,
afhankelijk van het aantal gebruikte binnenunits en opties.
5.3.1

Over bedradingscontrole

De functie bedradingscontrole controleert en corrigeert automatisch
eventuele bedradingsfouten. Dit is handig voor het controleren van
bedrading die NIET rechtstreeks kan worden gecontroleerd, zoals
ondergrondse bedrading.
Deze functie kan NIET worden gebruikt binnen de 3 minuten na het
activeren
van
de
veiligheidsonderbreker
buitenluchttemperatuur van ≤5°C.

Bedradingsfouten opsporen

INFORMATIE
▪ U hoeft alleen een bedradingsfoutcontrole uit te voeren
als u niet zeker bent of de elektrische bedrading en
leidingen correct zijn aangesloten.
▪ Als u een bedradingsfoutcontrole uitvoert, zal de
hybride voor multibinnenunit gedurende 72  uur niet
werken met warmtepomp. Gedurende deze periode
neemt de gasboiler de hybridewerking over.
1 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat.
Montagehandleiding
14
overeenkomstig
dit
document
leiding
voor
elke
binnenunit
Vergeet
niet
dat
of
bij
de
1
2 Druk op de bedradingscontroleschakelaar (SW3) op de service-
printplaat van de buitenunit.
Gevolg: De service-monitor-leds geven aan of een correctie al
of niet mogelijk is. Voor meer informatie over de interpretatie
van de led's verwijzen we u naar de servicehandleiding.
Gevolg: Bedradingsfouten worden na 15-20  minuten gecorrigeerd.
Als automatische correctie niet mogelijk is, controleert u de
bedrading en de leidingen van de binnenunit op de gewone manier.
INFORMATIE
▪ Het aantal weergegeven leds hangt af van het aantal
kamers.
▪ De functie bedradingscontrole werkt NIET bij een
buitentemperatuur van ≤5°C.
▪ Wanneer de bedradingscontrole is voltooid, blijven de
leds branden tot de gewone werking begint.
▪ Volg de procedures voor diagnose van het product.
Voor meer informatie over de storingsdiagnose van het
product, zie de servicehandleiding.
Status van leds:
▪ Alle leds knipperen: automatische correctie is NIET mogelijk.
▪ Leds knipperen afwisselend: automatische correctie is voltooid.
▪ Eén of meerdere leds blijven branden: abnormale stop (volg de
diagnoseprocedures op de achterkant van de rechter zijplaat en
raadpleeg de servicehandleiding).
een
5.3.2
Proefdraaien
Voorwaarde: De gegevens van de voeding MOETEN binnen het
opgegeven bereik vallen.
Voorwaarde: Proefdraaien is mogelijk in de stand koelen of
verwarmen.
Voorwaarde: Proefdraaien moet worden uitgevoerd volgens de
instructies in de gebruiksaanwijzing van de binnenunit om te
controleren of alle functies en onderdelen goed werken.
1 In de koelstand, selecteer de laagst programmeerbare
temperatuur. In de verwarmingsstand, selecteer de hoogst
programmeerbare temperatuur.
2 Meet de temperatuur aan de inlaat en uitlaat van de binnenunit
nadat de unit een 20-tal minuten draait. Het verschil moet groter
dan 8°C (koelen) of 20°C (verwarmen) zijn.
3 Controleer eerst de werking van elke unit afzonderlijk, en
vervolgens ook de gelijktijdige werking van alle binnenunits.
Controleer zowel verwarmen als koelen.
4 Stel de temperatuur op een normaal niveau in wanneer het
proefdraaien beëindigd is. In de koelstand: 26~28°C, in de
verwarmingsstand: 20~24°C.
A
1
2
2
3
4
5
SW3
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
3P600450-1C – 2020.05

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave