7.4. Aansluiting van hulpapparatuur
Aansluiting onafhankelijke ventilator.
De voedingskabels van de onafhankelijke ventilator zijn gemarkeerd met de
letter «V» op het bandje van de kabelwartels en zijn verbonden met de hulp-
klemmen van de gelijkrichter of met een ander hulpklemmenbord volgens
de schema's in afb. 3, afhankelijk van de identifi catiecode van de onafhan-
kelijke ventilator.
– Code A: éénfasige onafhankelijke axiale ventilator (motorgrootte 63 ... 90);
– Codes D, F, M, N, P: driefasige onafhankelijke axiale ventilator (motorgroot-
te 100 ... 280); in de standaardlevering is een ster-aansluiting met de aan-
gegeven spanning opgenomen; vraag voor een driehoeksaansluiting om
NL
informatie.
Controleer of de draairichting van de driefasig onafhankelijke axiale ventila-
tor correct is (luchtdoorgang moet naar de aandrijfzijde zijn gericht; zie pijl
op de ventilatorkap); als dat niet het geval is, draai dan twee fasen van het
voedingsnet om.
Bij de installatie controleren of de voedingsgegevens in overeenstemming
zijn met de gegevens van de onafhankelijke ventilator; zie de code van de
onafhankelijke ventilator op het typeplaatje van de motor. Motoren met on-
afhankelijke axiale ventilator mogen alleen worden gebruikt als de externe
ventilator draait: voorzie de onafhankelijke ventilator bij werking van de mo-
EN
tor met frequent starten en stoppen continu van voeding.
Aansluiting bimetaal-temperatuursensor, thermistor-temperatuursen-
sor (PTC), stilstandverwarming
De aansluitkabels bevinden zich in de klemmenkast en zijn gemarkeerd met
de letters «B» (bimetaal-temperatuursensor), «T» (thermistor-temperatuur-
sensor PTC) of «S» (stilstandverwarming) op de kabelwartels; zijn verbon-
den met de hulpklemmen van de gelijkrichter of met een ander hulpklem-
menbord volgens onderstaande schema's in afb. 4.
Voor de activering van de bimetaal- of thermistor-temperatuursensoren is
een relais of apparaat nodig.
De stilstandverwarmingen moeten apart van de motor en nooit tijdens de
werking van de motor worden gevoed.
Om de volledige bedrijfstemperatuur te bereiken moeten de stilstandver-
warmingen minstens 2 uur vóór de inbedrijfstelling van de motor worden
gevoed.
Zie voor het type uitvoering de aanduiding van de kabels op het hulpklem-
menbord en de identifi catiecode op het typeplaatje van de motor.
Aansluiting encoder
Zie specifi eke instructies in de klemmenkast.
8. Periodiek onderhoud
8.1. Periodiek onderhoud van de motor
Periodiek en indien nodig (afhankelijk van omgevings- en gebruiksomstan-
digheden) moeten de volgende punten worden gecontroleerd:
– de motorreiniging (olie, vuil, bewerkingsresten) en de vrije doorgang van
koellucht;
– de correcte bevestiging van de elektrische aansluitingen (zie tab. 1), van
bevestigingselementen en van de mechanische verbinding;
– de toestand van de statische en draaiende afdichtingen;
– dat de motor zonder trillingen (v
v
4,5 mm/s bij P
> 15 kW) en geruisloos werkt; zo nodig de motorbe-
eff
N
vesting, de balancering van de gekoppelde machine of de noodzaak tot
vervanging van lagers controleren.
Bij motoren met een beschermingsgraad hoger dan IP55 moeten het be-
werkte koppelingsvlak op de behuizing, de plaatjes, deksels enz. worden
behandeld met vet om de motorafdichting te waarborgen, voordat ze weer
worden gemonteerd.
Zie bij remmotor ook paragrafen 8.2, 8.3, 8.4.
Denk er bij de controle van het stroomverbruik aan dat de verbruikswaar-
den ook de opgenomen stroom van de rem omvatten (bij remvoeding recht-
streeks vanuit het klemmenbord).
8.2. Periodiek onderhoud van de HBZ-rem
Controleer periodiek of de luchtspleetwaarde en de speling g (zie afb. 6)
van de trekstangen van de (eventuele) remontgrendelingshendel conform
de voorgeschreven waarden van tab. 3 zijn (eventueel wrijvingsstof moet
van de remvoering worden verwijderd). Als de motor is voorzien van een
remontgrendelinghendel met automatische reset van de speling, is geen
instelling van de speling g nodig.
Te hoge waarden van de luchtspleet veroorzaken een sterk remgeluid en
hebben een negatief effect op de elektrische remontgrendeling.
Belangrijk: een luchtspleetwaarde die hoger is dan de maximale waarde kan
een vermindering tot 0 van het remkoppel veroorzaken doordat de speling
van de trekstangen van de remontgrendelingshendel weer toeneemt.
Afmeting g van afb. 6 moet in overeenstemming zijn met de waarden in
tab. 3; een te hoge g-afmeting leidt tot verslechtering van de aandrijving van
de remontgrendelingshendel.
Rossi
6
All manuals and user guides at all-guides.com
3,5 mm/s bij P
15 kW en
eff
N
TX11 Gebruiksaanwijzing − UTD.164.06-2012.00_DE_EN
De instelling van de luchtspleet vindt plaats (zie afb. 6) door losdraaien van
de moeren 32 en indraaien van de bevestigingsschroeven 25 (via een spe-
ciale boring van de luchtspleet werken, indien aanwezig) tot de minimale
luchtspleet (zie tabel 3) wordt bereikt en door meting met diktemal in 3 po-
sities bij 120 graden naast de bussen 28. De moeren 32 aandraaien en de
bevestigingsschroeven 25 op hun plaats houden. De gerealiseerde luchts-
pleetwaarde controleren.
De rem in speciale uitvoering met snelle luchtspleetreset (code «,RF» op
typeplaatje) is uitgerust met verwijderbare afstandsstukken onder de beves-
tigingskolombouten van de rem (zie afb. 8): in dat geval wordt de luchtspleet
snel reset door het verwijderen van de eerst losgemaakte afstandsstukken
(zonder demontage) van de rembevestigingsschroeven 25 en zonder dat
meting met een diktemal nodig is. De rem wordt geleverd met twee ele-
mentenrijen die zijn aangegeven met een verschillende kleur (geel en rood)
om twee opeenvolgende instellingen mogelijk te maken.
Controleer na herhaaldelijke instellingen van de luchtspleet of de remvoe-
ringdikte onder de minimumwaarde volgens tabel 3 ligt; als dat het geval is
moet de remschijf worden vervangen (zie afb. 6).
De handmatige remontgrendelingshendel moet niet permanent gemon-
teerd blijven (om ongewenst en gevaarlijk gebruik ervan te voorkomen).
8.3. Periodiek onderhoud van de HBF-rem
Controleer periodiek of de luchtspleetwaarde en de speling g (zie afb. 10)
van de trekstangen van de (eventuele) remontgrendelingshendel conform
de voorgeschreven waarden van tab. 4 zijn (wrijvingsstof moet van de rem-
voering worden verwijderd).
Hoge luchtspleetwaarden kunnen leiden tot sterke remgeluiden en een ne-
gatief effect hebben op de elektrische deblokkering van de rem.
Belangrijk: een luchtspleetwaarde die hoger is dan de maximale waarde kan
een vermindering tot 0 van het remkoppel veroorzaken doordat de speling
van de trekstangen van de remontgrendelingshendel weer toeneemt.
Afmeting g van afb. 10 moet in overeenstemming zijn met de waarden in
tab. 4; een te hoge g-afmeting leidt tot verslechtering van de aandrijving van
de remontgrendelingshendel.
Bij grootte
160S vindt de instelling van de luchtspleet (zie afb. 10) plaats
door het losdraaien van de moeren 32 en het indraaien van de bevestigings-
schroeven 25 tot de minimale luchtspleet (zie tabel 4) wordt bereikt en door
meting met diktemal in 3 posities bij 120° naast de bussen 28. De moeren 32
aandraaien en de bevestigingsschroeven 25 op hun plaats houden. De gere-
aliseerde luchtspleetwaarde controleren.
Bij grootte
160M vindt de instelling van de luchtspleet (zie afb. 10a) plaats
door het losdraaien van de moeren 45a en het aandraaien van de moeren 45b
tot de minimale luchtspleet wordt bereikt en door meting met diktemal in
3 posities bij 120 graden naast de kolombouten 25. De moeren 45a indraai-
en en de verkregen luchtspleetwaarde weer meten.
Controleer na herhaaldelijke instellingen van de luchtspleet of de remvoe-
ringdikte onder de minimumwaarde volgens tabel 4 ligt; als dat het geval
is moet de remschijf worden vervangen (zie afb 10a).
Wanneer de handmatige remontgrendeling door de hendel niet func-
tioneert, moet de speling g na meerdere bedieningen worden inge-
steld volgens de tabelwaarden.
De remontgrendelingshendel of de ontgrendelingsschroef 15 moet
niet permanent gemonteerd blijven (om ongewenst en gevaarlijk ge-
bruik ervan te voorkomen).
8.4. Periodiek onderhoud van de rem HBV (HBVM)
Controleer de luchtspleetwaarde periodiek volgens de voorgeschre-
ven waarden van tabel 5.
Te hoge waarden van de luchtspleet veroorzaken een sterk remgeluid
en kunnen een vermindering tot nul van het remkoppel veroorzaken
of een negatief effect hebben op de elektrische remontgrendeling.
Stel de luchtspleet (zie afb. 11) ook met gemonteerde ventilator-
kap in door de schroef 48 te verstellen, waarbij de afstand is: 1 mm
voor grootte 63, 1,25 mm voor grootten 71 en 80, 1,5 mm voor groot-
ten 90 ... 112, 1,75 mm voor grootten 132 en 160S.
Belangrijk: draai bij éénfasige motor (HBVM), vóór het instellen de
inbusbout van de ventilator los.
Controleer na herhaaldelijke instellingen van de luchtspleet of de
remvoeringdikte onder de minimumwaarde volgens tabel 5 ligt;
als dat het geval is moet de remschijf worden vervangen (zie afb. 11).