11
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
4.6 HERKENNEN VAN DE AANGESLOTEN
APPARATEN
Nadat u de besturingseenheid voor het eerst heeft aangestoken is het
noodzakelijk hem de inrichtingen te doen herkennen aangesloten op
de ingangen "Bluebus" en "Stop".
l
De aanleerfase moet ook worden uitgevoerd als
er geen enkele inrichting verbonden is met de
besturingseenheid.
De besturingseenheid is in staat om de verschillende aangesloten
inrichtingen afzonderlijk te herkennen dankzij de herkenningsprocedure
en kan mogelijke aanwezige storingen detecteren.
Daarom moeten de apparaten telkens worden herkend wanneer er
een wordt toegevoegd of verwijderd.
12
Bluebus
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
De leds "L1" en "L2" die aanwezig zijn op de besturingseenheid
("Afbeelding 12"), knipperen langzaam om aan te geven dat het
noodzakelijk is de aanleerprocedure uit te voeren.
Doe het volgende:
1.
druk tegelijkertijd op de toetsen
houd ze ingedrukt
2.
laat de toetsen los zodra de leds "L1" en "L2" snel gaan
knipperen (na ongeveer 3 seconden)
3.
wacht enkele seconden tot de besturingseenheid het herkennen
van de inrichtingen voltooit
4.
aan het einde van deze fase zal de led "Stop" (S) aan staan
en moeten de leds "L1" en "L2" uitgaan (de leds "L3" en "L4"
zouden kunnen beginnen te knipperen).
4.7 KEUZESCHAKELAAR VOOR HET TYPE
CONFIGURATIE VAN DE INGANGEN VAN DE
BESTURINGSEENHEID
De besturingseenheid heeft een keuzeschakelaar (A - "Afbeelding
13") waarmee het type configuratie en daarmee de werkingsmodus
van de motor kan worden gespecificeerd (zie "Tabel 4").
A
Bluebus
Stop
SbS
Open
Stop
SbS
Open
Close
f
en
g
13
Close
m
Het instellen van de keuzeschakelaar van de motor
moet worden gedaan voordat u de posities van de
mechanische stops aanleert.
m
Configuraties die niet worden weergegeven in "Tabel
4" zijn niet toegestaan.
KEUZESCHAKELAAR VOOR HET TYPE CONFIGURATIE VAN DE
INGANGEN VAN DE BESTURINGSEENHEID
Type configuratie
CONFIGURATIE 1
CONFIGURATIE 2
m
Raadpleeg voor details over het gedrag van de motor
in configuratie 1 en configuratie 2 paragraaf "Schema
en beschrijving van de aansluitingen".
4.8 AANLEREN VAN DE POSITIES VAN DE
MECHANISCHE STOPS
Na het aanleren van de inrichtingen moeten de posities van de
mechanische stops (maximale opening en maximale sluiting) worden
aangeleerd. Deze procedure kan in drie modi worden uitgevoerd:
S
automatisch, handmatig en gemengd.
In de automatischemodus voert de besturingseenheid de procedure
L1
voor het aanleren van de mechanische stops uit, berekent hij de
L2
meest geschikte faseverschuivingen van de vleugels en berekent hij
de vertragingspunten "SA" en "SC" ("Afbeelding 14").
In de handmatigemodus worden de posities ("Afbeelding 14")
één voor één geprogrammeerd, door de vleugels naar de gewenste
punten te verplaatsen. De te programmeren positie is te herkennen
aan het knipperen van een van de acht leds "L1...L8" (zie "Tabel 5").
In de gemengde modus kan de automatische procedure worden
uitgevoerd, waarna met de handmatige procedure een of meer posities
en
gewijzigd kunnen worden, met uitzondering van de posities "0" en
"1", die samenvallen met de posities van de mechanische stops.
14
1
M1
A
Bluebus
Stop
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Keuzeschakelaar configuratie
ingangen
1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
O
N
1
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
O
N
A
SC
SA
0
0
SbS
Open
Close
Tabel 4
1
A
M2
NEDERLANDS – 9