Stalling
1.
Schakel de aftakas uit, zet het tractiepedaal vrij
naar de neutraalstand, laat de maai-eenheid
zakken, zet de gashendel in de stand T
stel de parkeerrem in werking.
2.
Zet altijd de motor af en haal het sleuteltje
uit het contact. Wacht totdat alle onderdelen
tot stilstand zijn gekomen en laat de machine
afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of
repareert.
3.
Reinig de maai-eenheid grondig en let daarbij
speciaal op de volgende punten:
•
De onderkant van de maai-eenheid
•
Ruimte onder de drijfriemkappen van de
maai-eenheid
•
Aftakas
•
Alle smeernippels en draaipunten
4.
Controleer de bandendruk van de voor-
en achterbanden van de tractie-eenheid
en pas aan indien nodig; raadpleeg de
Gebruikershandleiding van de tractie-eenheid.
5.
Verwijder, slijp en balanceer de messen van de
maai-eenheid. Monteer de messen en draai
de bevestigingen van de messen vast met een
torsie 115 tot 149 N·m.
6.
Controleer of alle bevestigingen vastzitten; zet
ze vast indien nodig.
7.
Smeer alle smeer- en draaipunten met vet of
olie. Neem overtollig vet op.
8.
Plaatsen waar de lak is bekrast, beschadigd of
geroest, moeten licht geschuurd en bijgewerkt
worden. Deuken herstellen.
en
RAAG
26