4.
Voer het wachtwoord in bij zowel Wachtwoord en Bevestigen.
5.
Tik op OK. De volgende keer dat het toestel wordt ingeschakeld,
wordt u gevraagd het wachtwoord in te voeren.
Opmerkingen
• Laat het wachtwoord nooit beginnen met de cijfers van het
plaatselijke alarmnummer, zodat u altijd alarmnummers kunt
bellen.
• Als u een hint heeft ingevoerd, wordt deze weergegeven als
vijfmaal het verkeerde wachtwoord is ingevoerd.
• Telkens wanneer er een verkeerd wachtwoord wordt ingevoerd,
wordt de responstijd van toestel langer zodat het toestel
uiteindelijk niet lijkt te reageren.
• Als u het wachtwoord bent vergeten, kunt u een harde reset
uitvoeren of het toestelgeheugen wissen. Maak voordat u dit
uitvoert een reservekopie van alle gegevens en bestanden, zodat
u deze op het toestel kunt herstellen. Zie Hoofdstuk 13 voor meer
informatie over het uitvoeren van het harde reset op het toestel en
over het wissen van het geheugen.
Bestanden op de geheugenkaart coderen
U kunt het toestel bestanden laten coderen zodra deze op de
geheugenkaart worden opgeslagen.
1.
Tik op Start > Instellingen > tabblad Systeem > Codering.
2.
Selecteer Bestanden op opslagkaarten coderen.
Opmerkingen
• Gecodeerde bestanden kunnen alleen worden gelezen op het
toestel waarop ze gecodeerd zijn.
• Gecodeerde bestanden worden net als andere bestanden
geopend, tenminste als dit gebeurt op het toestel waarop ze zijn
gecodeerd. U hoeft geen andere handelingen te verrichten om
deze bestanden te lezen.
Belangrijk Als Bestanden op opslagkaart coderen is ingeschakeld, maak dan
een backup van alle bestanden op de geheugenkaart voordat u Opslag
wissen gebruikt, een harde reset uitvoert of de ROM-systeemsoftware
updatet. Anders hebt u geen toegang meer tot de gecodeerde
bestanden op de geheugenkaart. Gebruik ActiveSync of Windows Mobile
Apparaatcentrum om tussen uw geheugenkaart en computer bestanden
over te brengen. Na deze procedure kopieert u uw bestanden terug naar
de geheugenkaart.
Het toestel instellen 83