s
S93«§Sig§
6
II.
TECHNISCHE
GEGEVENS
A,
Toleranties
Eigenschappen
in
getalwaarden, waarbij
een
tolerantie
is
aangegeven,
worden
door
ons gegarandeerd.
Getalwaarden zonder
toleranties
geven
de eigenschappen
van
een gemiddeld apparaat aan en dienen
slechts ter orientatie. (Tenzij
anders aan-
gegeven gelden
de
getalwaarden voor no-
nainale
netspanningen,
)
B,
Gelijkspanningen
Meetgebieden
(eindwaarden)
1
,
3,
10, 30,
lOO,
300 en
1
000
V;
bij
ge
bruik
van
de
hoogspanningsmeetkop
GM
6070
tot
30
kV.
Wanneer
spanningen
vrij
van aarde
worden gemeten
mag
de
spanning tussen bus
"0" en
het chassis
("
^
")
niet
hoger
zijn
dan
100
V.
Maximale
onnauwkeurig
-
heid
(na
ijking)
+ of
-
3%
van
de
eindwaarde van
de schaal
Ingarigsweerstand
10
Mil
C.
Wisselspanningen
Meetgebieden
(eindwaarden)
1
,
3,
lO, 30,
100 en 300
V
Maximale
onnauwkeurig
-
heid
(na
ijking)
+
of
-
3%
van
de
eindwaarde van
de schaal,
in
het
vlakke deel van de amplitudekarak-
teristiek
Amp
1
itude
ka
r
akte
r
i
s ti
ek
S
8
a p 8
2
g
Ingangsdemping
Ingangscapaciteit
Maximale
loelaatbare
Spanning op de
meetkop
Vlak van
100
Hz
tot 5
MHz.
Bij
50
Hz
is
de
fout
-
3,
5%
of
minder, Nevenstaande
figuur geeft
een indruk van
de
aan
wij zing
bij
hogere
frequenties
(gemeten
met
een
coaxiale
me
etops
telling).
bij
1
MHz:
1,2
Mil
bij
10
MHz:
0,
25
M
Q
bij
40
MHz;
50
k Q
gemeten
Op een
LC-kring
bxj
spanningen
>10 V
8
pF
700
V
(gelijkspanning +
topwaarde wissel-
spanning)