24
Verbind
BUI met
BU6.
Stel
potentiometer
R21
(onderste
schroefinstelling
op
achterzijde)
z<5
in
dat de
mete
raanwij zing
in
beide stan-
den van
SK3
gelijk
is.
Sluit
op
BUI
een
gclijkspanning
aan van
+ 10
V.
Detotale onnauwkeurigheid
mag
nu
maximaal
+
of
-
2,
5%
van
de
eindwaarde
zijn.
Zet de
keuzeschakelaar
SK2
in
de stand
"V
Stel
het nulpunt
in
met
R31
(bovenste schroefinstelling Op
achterzijde),
Voer aande meetkopeen
spanning
toe
van
1
0
V, frequentie
10
kHz.
De
totale
onnauwkeurigheid voor wisselspanningen
mag
e
vena ens
maximaal
+ of
-
2,
5%
van
de
eindwaarde bedra-
gen.
VI.
VERVANGEN VAN ONDERDEDEN
In
het
apparaat
zijn
geen geselecteerde onderdelen ge-
bruikt.
Nahet vervangen van
buizen
of
andere onderdelen
kan
het
nodig
zijn
de desbetreffende
sc
hake
ling
ophieuw
afte
regelen
(zie
hoofdstuk
V
"Controle en
afregelingen").
Tijdens
het
vervangen van
buizen
of
andere onderdelen
moet
het
apparaat
zijn
uitgeschakeld.
Voor
het
bereikbaarmaken van
onderdelen,
zie
hoofdstuk
II,
biz.
18.
A.
Voedingstransformator
Voor
het
uitnemen van
de
voedingstransformator
moeten
na verwijdering
van
de achterplaat
en
de
mantel
(zie
pa-
ragraaf
II.
A) de 4
draden aan
de onderzijde
en
de
twee
draden aan
de achterzijde
van
de
transformator
worden
losgesoldeerd.
Hiernadetwee
boutjes,
waarmee
de
transformator tegen
de achterplaat
is
bevestigd, uitdraaien.
Door
de
transformator
iets te
kantelen
kunnen
de
4
over-
blijvende
draden
worden
verwijderd.
B.
Meetinstrumerit
Dit
kail
gcmakkclijk
worden
verwijderd
nadat de
knoppen
en
het
frontpaneel
zijn
afgenomeii (paragraaf
II.B
enll.C).
C.
Draaispoelsysteem
De
draaispoelsystemen,
die
zonder
magneet
en
schaal
door de PHTT
.IPS
Service -Afdeling
worden
geleverd,
heb-
ben een spoelweer
stand
van
80
w
,
+
15%
en
zijn
met
de
bijbehorende correctieweerstand afregeld op 120
tl
+
2 %.
De
twee
beveiligingscellen,
die
antiparallel
over de
draai-
spoel
en de correctieweerstand
zijn
gcschakeld,
mogen
tijdens het
solderen
niet
overmatig
worden
verhit.