22
Sluitopde
meetkop
een sinusvormige wisselspanning van
10 V, frequentie 10
kHz
aan,
De
meteraanwijzing
moet
nu
10
V
zijn; dit
kan
worden
af-
geregeld
met
R1
6 (fig.
12),
Alle
andere meetgebieden
controle
renaan
het
einde
van
de
schaal
door de bijbehorende spamiingen
toe
te
voeren;
to-
lerantie
steeds
+
of
-
1,5%.
G.
Schaalkarakter
Fig.
12.
Bovenaanzicht
SKI en
SK2
instellen
Toe
te
voeren
spanning:
voor:
+ 10
V
+2,
4, 6
en
8
(BUI)
")
1
V
300
mV,
freq,
10
kHz
[
meetkop
3
V'--
1
,
2
en
3
V,
freq.
1
0
kHzJ
De
schaalafwijking
mag
maximaal
1
,
5%
van
de
voile
schaalwaarde bedragen,
H. IJking (R37)
Schakel SKI
,
SK2
en
SK3
in
de stand
voor
het
meten
van
10
V-
Sluit
Op
BUI
een
gelijk
spanning
van
10
V
aan.
Stel
potentiometer R21
(zie
fig.
9)
z6
in
dat de
meter
aanwijzing precies 10
V
bedraagt,
Ver-wijder de
ingangs spanning en verbind
BUI met
Bu6.
Notcer
de
meteraanwijzing en
zet
de schakelaar
SK3
in
de
stand
"ijken".
De
meteraanwijzing
moet
nu binnen
0,
5%
gelijk zijn
aan
de eerste.
Is
dit
niet het
geval
dan
moet
voor
R37
{fig.
12)
een an-
dere
waarde worden
gemonteerd.
J.
Weerstandsmetingen
BU4
en
BUS
doorverbinden.
Stel
met
potentiometer
R2
('•
")
de
meter
op
voile
uits
lag
Met
ijkweer standen
van
resp.
200
Si
,
2
k
,
20
k
fieii
200 k
Q
in
het
midden
van
de
schaa^l
controleren voor de
respectievelijke
meetgebieden.
Dc
afwijking
mag
maxi-
maal
+
of
-
7,
5%
bedragen,
Wanneer
de afwijking groter