7.2
Foutmeldingen (Stroombron)
Een storing in de lasapparatuur wordt weergegeven doordat het controlelampje voor
verzamelstoringen gaat branden en een storingscode (zie tabel) wordt weergegeven op de
display van de besturing. Bij een apparaatstoring wordt de voeding uitgeschakeld.
De weergave van mogelijke foutnummers is afhankelijk van de uitvoering van het apparaat
(interfaces/functies).
•
Treden er meerdere storingen op, dan worden deze achter elkaar weergegeven.
•
Houd een documentatie bij van de optredende fouten van het lasapparaat en geef deze zonodig aan
het onderhoudspersoneel.
Foutmelding
Err 3
Err 4
Err 5
Err 6
Err 7
Err 8
Err 9
Err 10
Err 11
Err 12
Err 16
Err 17
Err 18
099-000229-EW505
14.04.2015
Mogelijke oorzaak
Snelheidsfout
Draadaanvoerapparaat niet
aangesloten
Temperatuurstoring
Fout noodcircuit (interface voor
automaten)
Te hoge spanning
Te lage spanning
Koelmiddelstoring (enkel bij
aangesloten koelmodule)
Gasstoring
Secundaire te hoge spanning
PE-storing
FastStop-stand
VRD-storing
Hulpvlamboogstroom
Fout koude-draad
Overstroombegrenzer van een
motorbesturingskaart is geactiveerd.
Tijdens het proces is een permanente
afwijking tussen draadinstelwaarde en
werkelijke waarde gedetecteerd, resp.
een blokkering van de aandrijving
geconstateerd.
Plasmagasfout
Instelling instelwaarde wijkt aanzienlijk
af van de werkelijke waarde -> Geen
plasmagas?
Verhelpen van storingen
Foutmeldingen (Stroombron)
Oplossing
Draadtoevoer/slangpakket controleren
•
In het apparaatconfiguratiemenu de
koude draad-bedrijfsmodus uitschakelen
(toestand off)
•
Draadtoevoerapparaat aansluiten
Laat het apparaat afkoelen
•
Controle van de externe
uitschakelinrichtingen
•
Controle jumper JP 1 op printplaat
T320/1
Schakel het apparaat uit en controleer de
netspanningen.
Koelmiddelpeil controleren en evt. bijvullen
Gastoevoer controleren
Apparaat uit- en weer aanzetten.
Blijft de storing bestaan, waarschuw dan de
servicedienst.
Signaal "Storing bevestigen" via
robotinterface (indien aanwezig) flanken (0
naar 1)
Apparaat uit- en weer aanzetten.
Blijft de storing bestaan, waarschuw dan de
servicedienst.
Lastoorts controleren
Controle draadtoevoersysteem (aandrijving,
slangpakket, toorts):
•
Koude-draad op toorts/werkstuk
controleren (tegen werkstuk geschoven?)
•
Verhouding tussen de snelheid van de
procesdraadtoevoer en de werksnelheid
van de robot controleren en eventueel
corrigeren
•
Controleer het draadtransport met behulp
van de draadinvoerfunctie op stroefheid
(oplossen door stapsgewijze controle van
de draadtoevoeren)
•
Plasmagastoevoer controleren,
eventueel de plasmagas-testfunctie van
het"koude-draadtoevoerapparaat"
gebruiken.
73