SYSTEEMMELDINGEN
Definities van Systeemmeldingen
1.
Adjustment at Ultimate Limit (Aanpassing op uiterste limiet): dit geeft aan dat
de multifunctionele controleknop zijn aanpassingslimiet heeft bereikt in de huidige
status. Er is geen verdere aanpassing mogelijk. Wanneer de verticale afbuigfactor-
schakelaar, tijdbasis-schakelaar, X-verschuiving, verticale verschuiving en de
aanpassingen van het triggerniveau hun uiterste limieten hebben bereikt, verschijnt
deze melding.
2.
USB-Drive Disconnected
de oscilloscoop is aangesloten, verschijnt deze melding wanneer de verbinding geldig is.
3.
USB Device Unplugged (USB-apparaat ontkoppeld): nadat een USB-sleutel is
losgekoppeld van de oscilloscoop, verschijnt deze melding:
4.
Saving...... (opslaan): wanneer de oscilloscoop een golfvorm aan het opslaan
is, wordt deze melding weergegeven op het scherm. Onderaan verschijnt er een
voortgangsbalk.
5.
Loading...... (Bezig met laden) : wanneer een golfvorm opgeroepen wordt,
wordt deze melding weergegeven op het scherm. Onderaan verschijnt er een
voortgangsbalk.
6.
Function Disabled (functie uitgeschakeld): deze melding verschijnt als [ZOOM]
wordt ingedrukt bij een tijdbasis van 5 ns - 100 ns.
PROBLEEMOPLOSSING
1.
Als het scherm van uw oscilloscoop na het inschakelen zwart blijft zonder enige
weergave, volgt u de onderstaande stappen om de oorzaak te achterhalen:
•
Controleer of de netschakelaar goed is ingedrukt.
•
Sluit de gelijkstroomadapter aan en controleer of de batterij leeg is.
•
Controleer de aansluiting van de stroomkabel.
•
Start het apparaat opnieuw op nadat u de bovenstaande controles heeft
uitgevoerd.
•
Als het apparaat nog steeds niet wordt ingeschakeld, kunt u contact opnemen
met UNI-T om hulp te vragen.
2.
Als er geen golfvorm wordt weergegeven nadat u een signaal heeft verkregen, volgt
u de onderstaande stappen om de oorzaak te achterhalen:
•
Controleer of de sonde correct is aangesloten op de signaalkabel.
•
Controleer of de signaalkabel correct is aangesloten op de BNC
(kanaaladapter).
•
Controleer of de sonde correct is aangesloten op het te meten object.
•
Controleer of het meetobject signalen genereert (verbind het kanaal met
signalen aan het twijfelachtige kanaal om de oorzaak te vinden).
•
Start het verwervingsproces opnieuw.
3.
De amplitudewaarde van de meetspanning is 10 keer groter of kleiner dan de
werkelijke waarde:
•
Controleer of de kanaaldempingsfactor overeenkomt met de sondedemping
die u heeft gekozen.
4.
Er is een golfvormweergave maar deze is niet stabiel:
•
Controleer de configuratie van de triggerbron in het triggermenu. Bekijk of dit
hetzelfde is als het daadwerkelijke signaalinputkanaal.
•
Controleer het triggertype: gebruik de randtrigger voor gewone signalen en de
videotrigger voor videosignalen. Een stabiele golfvormweergave kan alleen
worden bewerkstelligd als de juiste triggermodus is geselecteerd.
•
Probeer de koppelingsdisplay te veranderen naar hoog- of
laagfrequentieonderdrukking om alle hoge of lage frequentie-ruis die de
triggering verstoort te filteren.
5.
Geen display na het indrukken van [RUN/STOP]
•
Controleer of de trigger-modus is ingesteld op normaal of enkelvoudig (single)
(
USB-apparaat ontkoppeld): nadat een USB-apparaat op
21