AANSLUITING VAN EEN DIGITAAL FOTOTOESTEL OP DE PRINTER
1
Schakel het digitale fototoestel in. Lees voor meer informatie de gebruiksaanwijzing van het
fototoestel.
2
Sluit, met de printer ingeschakeld, een uiteinde van de USB-kabel van het fototoestel op zijn USB-
aansluiting aan.
3
Open de linker buitenklep van de printer door op het middengedeelte ervan te drukken om hem te
ontgrendelen.
Sluit het andere uiteinde van de kabel op de USB-aansluiting van de printer aan.
Wanneer een digitaal PictBridge-compatibel fototoestel op de printer is aangesloten, gaat het
pictogram van de printtoets op het bedieningspaneel uit om aan te geven dat de afdruk direct door het
fototoestel wordt bestuurd. Voor instructies met betrekking tot het afdrukken van de foto's wordt
verwezen naar de gebruiksaanwijzing van het fototoestel.
PLAATSEN EN VERWIJDEREN VAN DE GEHEUGENKAARTEN
De printer kan de volgende geheugens lezen: Compact Flash I, II, Microdrive, SmartMedia, SecurDigital
en MultiMedia, Memory Sticks (Duo, Pro, Magic Gate) kaarten en xD-Picture kaarten.
opmerking: De adapters voor het lezen van de Mini SD en MS Pro kaarten kunnen apart worden
aangeschaft. De printer kan de volgende formaten herkennen en afdrukken: DCF, JPEG, Extif en DPOF.
Plaatsen van een geheugenkaart
•
Controleer bij het plaatsen van een CompactFlash kaart, of het etiket naar boven gericht is (als op
het etiket een pijl aanwezig is, moet deze in de richting van de printer wijzen) met de
metaalcontacten die als eerste in de printer moeten worden aangebracht.
•
Controleer bij het plaatsen van Multimedia en SecureDigital kaarten, of de afgeschuinde hoek zich
rechts bevindt en de metaalcontacten naar onder gericht zijn.
•
Controleer bij het plaatsen van een SmartMedia kaart of een Memory Stick, of de afgeschuinde
hoek zich rechts bevindt en de metaalcontacten naar boven gericht zijn.
•
Controleer bij een xD-Picture kaart of het gebogen deel van de kaart naar u toe gericht is en de
metaalcontacten naar onder gericht zijn.
10
HOODFSTUK 1