Inhoudsopgave
Advertenties
Temperatuur
1)
In de temperatuurmetingen kunnen fouten optreden als de sensor te dicht bij een
warmtebron geïnstalleerd is (bijvoorbeeld bij een gebouw, de grond of bij bomen).
U wordt geadviseerd t.b.v. de kalibratie van de temperatuur gebruik te maken van een
vloeistofthermometer (met kwik of alcohol).
Digitale thermometers en thermometers met bimetalen (met een wijzerplaat), bijv. van
andere weerstations, vormen geen goede informatiebron en beschikken over eigen
meetfouten. Locale weerstations in uw omgeving vormen evenmin een goede bron
vanwege verschillen in ligging, tijd (weerstations van vliegvelden worden slechts één keer
per uur geactualiseerd) en vanwege mogelijke kalibratiefouten (veel officiële weerstations
zijn niet juist geïnstalleerd en gekalibreerd).
Plaats de sensor in de schaduw naast de vloeistofthermometer en geef hem 3 uur de tijd
om te stabiliseren. Vergelijk de temperatuur met de vloeistofthermometer en stel de
kalibratiewaarde zodanig in, dat het resultaat overeenkomt met de gemeten waarde.
Relatieve luchtvochtigheid
2)
De relatieve luchtvochtigheid is een moeilijk elektronisch te meten parameter, die in de loop
der tijd onder invloed van vervuiling verandert. Daarnaast kan ook de locatie een ongunstige
invloed op de vochtigheidsmetingen hebben (bijv. installatie boven kale grond of juist boven
een grasveld).
Officiële meetstations vervangen of kalibreren de vochtigheidssensoren ieder jaar.
Vanwege de productietolerantie bedraagt de nauwkeurigheid van de vochtigheidsmeting ± 5
%. Om de nauwkeurigheid te verhogen kunnen de relatieve vochtigheid binnenshuis en
buitenshuis gekalibreerd worden m.b.v. een nauwkeurige informatiebron, bijv. een
slingerpsychrometer.
Relatieve luchtdruk
3)
De hoofdunit kan twee verschillende soorten luchtdruk weergeven: de absolute (gemeten)
luchtdruk en de relatieve luchtdruk (gecorrigeerd voor de hoogte boven zeeniveau).
Om de drukomstandigheden van twee verschillende plaatsen met elkaar te kunnen
vergelijken corrigeren meteorologen de luchtdruk a.d.h.v. de hoogte boven zeeniveau.
Omdat de luchtdruk bij toenemende hoogte boven zeeniveau afneemt, is de voor zeeniveau
gecorrigeerde luchtdruk (de luchtdruk, zoals die op uw locatie zou zijn als u zich op
zeeniveau zou bevinden) meestal hoger dan de gemeten luchtdruk.
De absolute druk kan dus op een hoogte van 305 meter (1000 voet) boven zeeniveau 28,62
inHg (969 mb) zijn, terwijl de relatieve druk daar 30,00 inHg (1016 mb) bedraagt.
De standaard luchtdruk op zeeniveau bedraagt 29,92 in Hg (1013 mb). Dit is de gemiddelde
luchtdruk op zeeniveau, berekend a.d.h.v. gegevens van over de hele wereld. Gemeten
waarden van de relatieve luchtdruk die hoger zijn dan 29,92 inHg (1013 mb) worden
beschouwd als hoge druk en waarden van de relatieve luchtdruk die lager zijn dan 29,92
inHg worden beschouwd als lage druk.
Als u de relatieve luchtdruk op uw locatie te weten wilt komen, zoek dan een officieel
meetstation op, dat zich zo dichtbij mogelijk bevindt, en stel uw weerstation zodanig in dat
het overeenkomt met de betreffende gemeten waarde.
Windrichting
4)
Voer uitsluitend kalibratie uit als u de geïntegreerde draadloze 6-in-1 sensor met ultrasone
anemometer verkeerd geïnstalleerd hebt en het pijltje N niet op het noorden hebt gericht.
50
Advertenties
Inhoudsopgave
