De draadloze sensor is bestemd voor het verstrekken van gegevens over metingen
binnenshuis, maar als u liever een tweede bron hebt voor metingen buitenshuis, kunt u deze
sensor ook buitenshuis aanbrengen. De sensor is weliswaar bestand tegen weersinvloeden,
maar toch zou u, naast opvolging van alle bovenvermelde aanwijzingen, ook moeten proberen
de sensor onder een afdak te monteren (bijv. een luifel o.i.d.) om direct zonlicht, sneeuw en
regen te vermijden.
Montage van de draadloze binnensensor
Gebruik een schroef of spijker op de beoogde plaats in de
muur. Hang de draadloze sensor op aan het gat voor
ophanging. De sensor kan ook in verticale positie op een
tafel worden geplaatst.
Zorg ervoor dat de sensor in verticale positie opgehangen of
neergezet wordt, hiermee optimaliseert u de ontvangst van
het signaal. De kracht van het draadloze signaal wordt
beïnvloed door de afstand, door storingen (door andere
weerstations, draadloze telefoons, draadloze routers,
televisies en/of beeldschermen van computers) en door
obstakels voor de overdracht, zoals bijvoorbeeld muren. In
algemeen geldt dat draadloze signalen worden
tegengehouden door massief metalen objecten en door
aarde (bijv. een heuvel).
ELIMINATIE VAN STORINGEN VAN HET SIGNAAL
Draadloze radiocommunicatie (RF) is gevoelig voor storingen, afstand, muren en metalen
obstakels. We adviseren de volgende werkwijzen om probleemloze draadloze communicatie
tussen de sensoren en de hoofdunit te bewerkstelligen:
Plaatsing van de sensoren binnenshuis/buitenshuis: De sensor zal een beter
•
bereik hebben als hij in verticale positie geplaatst of opgehangen wordt.
Elektromagnetische interferentie (EMI): Plaats de hoofdunit op een afstand van ten
•
minste één meter van beeldschermen van computers en televisies.
Hoogfrequente storingen (RFI): Als u over andere apparatuur beschikt, die in
•
dezelfde frequentieband functioneert als de binnen- en/of buitensensor, en als dit tot
storing van de communicatie tussen de sensoren en de hoofdunit leidt, probeer dan
t.b.v. het oplossen van het probleem deze andere apparatuur uit te schakelen.
Misschien is het noodzakelijk de draadloze sensor of de hoofdunit te verplaatsen om
de storingen te voorkomen en een betrouwbare verbinding tussen deze twee units te
bewerkstelligen. De door het weerstation gebruikte frequentie is 868 MHz.
Direct zicht: Dit apparaat is berekend op 300 meter bij direct zicht (afhankelijk van de
•
concrete sensor, zie de technische specificaties; onder ideale omstandigheden: geen
storingen, barrières of muren), maar in de dagelijkse praktijk, waar het signaal vaak
door één of twee muren gaat, is een signaaloverdracht over een afstand van ongeveer
150 meter reëel.
Metalen obstakels: Radiosignalen dringen niet door metalen barrières heen, zoals
•
bijvoorbeeld aluminium muurbekledingen of metalen regelwerken op muren. Wanneer
zich tussen de hoofdunit en de draadloze sensor dergelijke obstakels voordoen en dit
tot problemen bij de draadloze communicatie tussen deze apparaten leidt, verander
dan hun locatie.
19