Storing
Oorzaak
5. Te hoge tempera-
a) Lucht in de zuigleiding of pomp.
tuur in pomp of
b) De voordruk is te laag.
motor.
c) De lagers worden gesmeerd met te weinig, te
veel of ongeschikt smeermiddel.
d) Lagerhuis van de pomp onder spanning door
het leidingwerk.
e) Axiale druk te hoog.
f)
Motorbeveiliging is defect of niet correct inge-
steld.
g) De motor is overbelast.
16.2 Pompset met dieselmotor
Waarschuwing
Zorg voorafgaand aan het uitvoeren van service-
werkzaamheden dat de pompset niet per ongeluk
kan inschakelen.
Storing
Oorzaak
1. De pomp levert geen
a) Lucht in de zuigleiding.
of te weinig water.
b) Pomp zuigt lucht aan als gevolg van defecte
c) Tegendruk is te hoog.
d) De voordruk is te laag.
e) Zuigleiding of waaier is geblokkeerd.
2. De pomp maakt te
a) Voordruk is te laag (cavitatie).
veel lawaai.
De pomp draait
onregelmatig en trilt.
b) Lucht in de zuigleiding.
c) De waaier is uit balans.
d) Interne onderdelen zijn versleten.
e) Pomp onder spanning door het leidingwerk.
f)
g) Defecte koppeling.
h) Vreemde voorwerpen in de pomp.
3. Lekkend pomphuis.
a) Pomp onder spanning door het leidingwerk.
b) Defecte afdichtingen van pomphuis of flens.
4. Lekkende
a) Asafdichting is vervuild of loopt vast.
asafdichting.
b) Asafdichting defect.
c) Asoppervlak of ashuls is beschadigd.
282
afdichtingen.
Defecte lagers.
Oplossing
Ontlucht en vul de zuigleiding of de pomp.
Zorg dat aan de voorwaarden zoals beschreven in para-
graaf 9.2 Minimale voordruk en 10.6 Leidingaansluiting
is voldaan.
Voeg meer smeermiddel toe, verlaag de hoeveelheid, of
vervang het smeermiddel.
Plaats de pomp zodanig dat deze niet onder spanning
staat. Ondersteun de leidingen. Controleer de uitlijning
van de koppeling. Zie paragraaf 10.5 Uitlijnen.
Controleer de openingen van de waaier en de borgrin-
gen aan de zuigzijde.
Controleer de instelling van de motorbeveiliging en ver-
vang deze zo nodig.
Verminder de capaciteit.
Oplossing
Vul de aanzuigtank met water en ontlucht de pomp.
Zorg dat de zuigleiding is geïnstalleerd conform para-
graaf 10.6 Leidingaansluiting.
Controleer de afdichtingen van de leidingen en van het
pomphuis, en vervang deze zo nodig.
Controleer het sprinkler-systeem op verontreinigingen en
blokkades.
Zorg dat de opslagtank is gevuld met water en dat aan de
voorwaarden in paragraaf 9.2 Minimale voordruk is vol-
daan.
Reinig de zuigleiding en de pomp.
Zorg dat de opslagtank is gevuld met water en dat aan de
voorwaarden in paragraaf 9.2 Minimale voordruk is vol-
daan.
Vul de aanzuigtank met water. Ontlucht de pomp.
Zorg dat de zuigleiding is geïnstalleerd conform paragraaf
10.6 Leidingaansluiting.
Reinig de waaier en verwijder vreemde deeltjes.
Vervang defecte onderdelen.
Zie de service-instructies van de pomp.
Plaats de pomp zodanig dat deze niet onder spanning
staat. Ondersteun de leidingen.
Zie paragraaf 10.6 Leidingaansluiting.
Vervang de lagers.
Vervang de koppeling.
Reinig de pomp en verwijder de vreemde voorwerpen.
Plaats de pomp zodanig dat deze niet onder spanning
staat. Ondersteun de leidingen.
Zie paragraaf 10.6 Leidingaansluiting.
Vervang de defecte afdichtingen.
Controleer en reinig de asafdichting.
Vervang de asafdichting.
Zie de service-instructies van de pomp.
Vervang as of ashuls.
Zie de service-instructies van de pomp.