1. WERKING VAN DE UNIT
1.0 Opmerking vooraf
LET OP!
De unit kan alleen goed werken als in de
rusttoestand (dus geen CV of tap vraag) er geen
stroming van stads-verwarmingswater over de
unit is. Niet tappen, de CV uitzetten en dan moet
na 1 minuut de warmtemeter 0 l/uur aangeven!
1.1 Sensoren en actuatoren
Warmte distributie aanvoer, TS2
• Meet de temperatuur van het aangevoerde stadsver-
warmingswater als er stroming is en koelt af naar de
omgevingstemperatuur als er geen stroming van
stadsverwarmingswater is.
Warmte distributie retour, TS3
• Meet de temperatuur van het water dat teruggeleverd
wordt aan het stadsverwarmingsnet. Als er geen
stroming van stadsverwarmingswater is dan koelt ook
deze sensor af naar de omgevingstemperatuur.
Bypass sensor, TS4
• In geval van een MI (Meng Injectie) unit dan meet de
sensor de temperatuur van water dat door de bypass
leiding stroomt. Bij normaal CV-bedrijf wordt water uit
de retour van de CV via de bypass-leiding naar de aan-
voer van de CV gepompt. De bypass-sensor zal dan de
zelfde uitlezing geven als de SV-retoursensor. Bij grote
weerstand in de CV-installatie draait de stroming over
de bypass-leiding om en stroomt heet water vanuit de
SV-aanvoer via de bypass naar de SV-retour.
• Bij units zonder MI, die OPT genoemd worden,
ontbreekt de bypass-leiding en dus ook de bypass-
sensor. In dit geval wordt de bypass-sensor gesimu-
leerd door een combinatie van 3 sensoren.
Tapwater temperatuur sensor TS1
• Meet de temperatuur van het warme uitstromende
tapwater.
Stromingssensor
• De stromings- of flowsensor meet de tapwaterstroom
over de unit.
CV-regel ventiel
• Regelt de retourstroom van de CV-installatie (en dus
ook de aanvoerstroom) naar het SV-net bij CV-bedrijf.
Tapwater regelventiel
• Regelt de retourstroom van de platenwisselaar (en dus
ook de aanvoerstroom) naar het SV-net bij tapwaterbedrijf.
1.2 Werking van de kleppen
De unit stuurt de kleppen een bepaalde tijd open of
dicht. De unit meet geen stroming van CV of stads-
verwarmingswater. De unit meet ook niet een doorlaat
opening. Na einde warmte vraag wordt de klep zo lang
dicht gestuurd (50 seconden) dat zeker is dat deze ook
gesloten is. Bij nieuwe warmtevraag wordt de klep weer
een bepaalde tijd opengestuurd. De eenheid van klep-
stand is een aansturing van 0,25 sec. Een klepstand of
klepopening van 10 wil dus zeggen dat de klep 2,5 sec.
open wordt gestuurd, bij een klepstand van 20 is dat 5
4
sec. enz. De grootste klepstand voor de aan/uit thermo-
staat = 100 voor de OpenTherm thermostaat =70 en
voor tapwater bereiding = 200.
De actuele klepstand is via de communicatie kabel met
de laptop uit te lezen. Ook met een daarvoor geschikte
Opentherm thermostaat kan de CV-klepstand gelezen
worden (niet de tap-klepstand).
Per 1 sec beweegt de spindel van de motor en dus de
klep ongeveer 45 micrometer.
In de klep zit een veer die de klep open duwt. De motor
duwt de klep tegen de veer en de waterdruk in dicht.
In de tandwiel overbrenging van de motor naar de
spindel zit een magnetische koppeling. De kracht die de
koppeling over kan brengen is beperkt. Op deze wijze is
ook de kracht die de motor kan leveren om de klep dicht
te duwen beperkt. Als de klep gesloten is en in de
zitting geduwd wordt dan wordt de kracht die de magne-
tische koppeling over moet brengen te groot en gaat
dan slippen. Dit slippen is niet schadelijk voor de klep
motor.
Bij het sluiten wordt de rubberen klep afdichting in
elkaar geduwd. De afdichting moet bij het openen eerst
weer uit veren voordat de klep water door gaat laten.
Hierdoor kan het even duren voordat de klep na het
begin van een warmtevraag water doorlaat.
1.3 Eerste opstart
Zolang de opstartprocedure actief is, knippert de groene
led. Eerst worden beide kleppen 60 seconden lang dicht
gestuurd. Daarna wordt de tapklep 12 sec. opengestuurd
en wordt de aanvoertemperatuur gemeten.
• Is de aanvoer lager dan 66°C, dan wordt de tapklep
gesloten en de opstartprocedure gestopt.
• Is de aanvoer hoger dan 65°C, dan wordt de retour-
temperatuur gecontroleerd.
• Is de retour hoger dan 45°C, dan eindigt de opstart-
procedure en worden beide kleppen nogmaals 60
seconden lang dichtgestuurd.
• Is de retour lager dan 46°C, dan blijft de tapklep open en
de opstartprocedure blijft actief.
• Is na 10 minuten nog geen 46°C bereikt, dan wordt fout-
code 5 weergegeven. Er is geen warm water of CV.
Opmerking:
Door de controle op de retourtemperatuur kan een losse
retoursensor worden gedetecteerd, maar een losse
bypass-sensor, tapsensor of aanvoersensor wordt niet
gedetecteerd. Ook niet als de aanvoer meer dan 65°C is.
1.4 Tapwaterregeling
Bij detectie van een tapstroom van meer dan 2 l/min (12 Hz),
wordt het tapwaterregelventiel geopend. Via een zoge-
naamde PI-regeling wordt de klepopening zo ingesteld dat
de tapwatersensor 60°C meet.
Na afloop van de tapping wordt de tapklep gesloten en (bij
oudere automaten) daarna weer 20 stappen geopend. Bij
de nieuwste automaten blijft de klep dicht.
De 2 l/min is de inschakeldrempel. Als de stroom onder
1,2 l/min (7Hz) zakt, dan wordt de tapwaterverwarming
uitgeschakeld.
1.5 Warmhoudstand
Als de warmhoudstand actief is wordt, zodra de aanvoer-
sensor minder dan 45°C meet, de tapklep geopend tot de
aanvoersensor 55°C meet. De warmhoudstand is altijd
geactiveerd als de middelste doorverbinding op de groene
kroonsteen aanwezig is. Zie posnr. 15 in figuur 1.4 op blz. 8.