3. CONTROLE OP GOEDE
WERKING VAN ONDERDELEN
3.1 Controle op goede werking van de
kleppen
Controleer op lekkage door de warmtevraag van CV en tap
te beëindigen (thermostaat omlaag zetten en kraan dicht)
en dan de stroming over de unit op de warmtemeter af te
lezen. Na een minuut moet de warmtemeter 0 aangeven.
Is er wel stroming, controleer dan handmatig de werking
van de kleppen. Verwijder de klepmotor van de tapklep en
duw de klep handmatig dicht. De klep moet soepel
bewegen en de stroming moet 0 worden als de klep dicht
geduwd wordt. Als de stroming 0 wordt, dan is de tapklep-
motor defect, vervang deze en controleer de werking van
de unit.
Is op deze wijze de stroming niet te stoppen dan is de
lekkage waarschijnlijk over de CV-klep. Controleer die op
de zelfde wijze en vervang eventueel de CV-klepmotor.
Als de kleppen zwaar lopen of een wisselende weerstand
geven, vervang dan de kleppen.
3.2 Controle van de doorstroming bij
24 uurs controle (F5 storing)
1. Neem de stekker van de netvoeding uit het stop
contact.
2. Neem de retoursensor los van de retourbuis.
3. Controleer of er voldoende primaire druk is, door de
motor van de tapklep los te nemen en dan de
stroming op de warmtemeter af te lezen. Deze zou
minsten 500 l/uur moeten zijn. Als dat het geval is,
plaats dan de tapklep motor terug.
4. Controleer of de sensor afgekoeld is (handwarm),
maar plaats deze nog niet terug.
5. Plaats de stekker terug in het stopcontact. De
groene led gaat knipperen. Na 10 minuten verschijnt
storing F5. Maar al na een minuut moet op de
warmtemeter een doorlaat van meer dan 30 l/uur
blijvend af te lezen zijn. Als dat niet het geval is, dan
opent de tapklep onvoldoende. De meest waar-
schijnlijk oorzaak is een instelling van de automaat.
Vervang de automaat door een exemplaar voorzien
van de laatste software.
6. Als de doorstroming wel voldoende is, plaats dan de
retoursensor terug.
3.3 Controle van de filters
Er zijn drie filters in de unit ingebouwd. Een in het
entree-stuk, een bij de CV-klep en een bij de tapklep.
Zie de figuur "Opbouw en leidingwerk van de unit".
Als de motoren verwijderd worden dan gaan de kleppen
volledig open. Als om beurten de CV en de tapklep-
motor verwijderd worden en er wordt telkens 400 liter
per uur of meer op de warmtemeter afgelezen, dan zijn
de filters waarschijnlijk niet vervuild. Is de doorstroming
minder, bijvoorbeeld 160 l/uur, dan de filters uitbouwen
en reinigen.
LET OP!
Er kan een doorstroombegrenzing ingebouwd
zijn, die de doorstroming tot kleinere waarden
dan 400 l/uur begrensd.
12
3.4 Controle van de CV-pomp
Meet de spanning op de pompconnector van de auto-
maat. Bij CV-vraag en geen storing van de automaat, moet
er 230V~ op de connector staan. Als dat niet het geval is,
dan is de automaat defect.
Meet de Ohmse weerstand over 230V~ aansluiting van de
pomp. Weerstand is afhankelijk van de pompstand:
• stand III = 0,35 K Ohm
• stand II = 0,53 K Ohm
• stand I = 0,70 Ohm
Bij een sterke afwijking is waarschijnlijk de pomp defect.
Verwijder de ontluchtschroef. Als er spanning op de pomp
staat, dan moet de as draaien. Als dat niet het geval is, los
dan de as met behulp van een schroevendraaier.