3. Technische beschrijving
°C
tu
CMIN
1
2
PC %
Fase Beschrijving van de werking
De zonnestraling verwarmt de warmteoverdrachtvloeistof in de collector. Om de circulatiepomp in te schakelen, moet de
1
collector (CMIN) een minimum temperatuur van 30°C hebben en moet er een temperatuurverschil van 6 K zijn tussen de
temperatuur van de collectoren en het SWW-toestel.
In de automatische ijkingsfase die hierop volgt (instelparameter tu, standaardinstelling 3 minuten) werkt de zonnepomp
2
(relais 1) op vol vermogen (100%) om de temperatuur in het zonnecircuit te stabiliseren.
Vervolgens wordt de werking van de zonnepomp op dynamische wijze berekend om het referentie temperatuurverschil
3
(parameter DT, standaardinstelling 20K) tussen de collectoren en het warmwatertoestel te behouden.
17
3.3.1.
CMAX
DT
SX
3
4
TC
TR
DT
SX
PC %
CMIN
CMAX
tu
°C
t
¼Zie hoofdstuk: "Beschrijving van de installateursinstellingen",
pagina 65.
Algemeen principe
TC
TR
5
6
Temperatuur van de collectoren
Temperatuur van het warmwatertoestel, onderste
gedeelte
Verschil referentietemperatuur
Richttemperatuur van het warmwatertoestel
Werking van de circulatiepomp
Minimum temperatuur van de collectoren waarbij de
pomp inschakelt
Maximum temperatuur van de zonnecollector
Duur van de zelfkalibratie
Temperatuur
Tijd
OBS 200...400 OBES 200...400
7
8
23/11/2015 - 300029406-05
t
M002751-C