Let erop dat op de kanaalbodem na
verloop van tij d vuil en zand zich
kunnen ophopen, wat de pomp zou
kunnen beschadigen.
Wij adviseren om de pomp op een
tegel of rooster op te stellen.
Bij een te lage waterspiegel kan het in
het kanaal gesitueerde slij k snel indro-
gen en beletten dat de pomp start.
Kontroles voor
ingebruikname
• Controleer de werking van de
drij fschakelaar (zie „Bedie-
ning").
• Kontroleer of de pomp op de
schacht staat.
• Kontroleer of de persleiding is
aangebracht zoals voorgeschre-
ven.
• Kontroleer de toestand van het
stopcontact (beveiligd minstens
6 A, Residual Current Device).
• Zorg ervoor dat er nooit vocht
of water in het stopcontact kan
komen. Er bestaat gevaar voor
een elektrische schok.
Bediening
Netaansluiting
De door u aangekochte pomp is reeds van
een randaardestekker voorzien.
De helderwater dompelpomp is ontworpen
voor aansluiting op een geaard stopcon-
tact met aardlekschakelaar (Residual Cur-
rent Device) met 230 V ~ 50 Hz.
Neem het apparaat pas na inacht-
neming van alle voorgaande pun-
ten in gebruik.
In- en uitschakelen
1. Steek de netstekker in de contactdoos.
De pomp start onmiddellij k.
De pomp start meteen op, wanneer de
vlotterschakelaar zich in de juiste posi-
tie bevindt (zie "Automatische werking"
en "Handmatige werking").
2. Om uit te schakelen, trekt u de stekker uit
de contactdoos. De pomp schakelt uit.
Bij een te gering waterpeil schakelt
de drij fschakelaar de pomp auto-
matisch uit.
Houd het apparaat tij dens de
werking onder toezicht om het
automatische uitschakelen of het
drooglopen van de pomp tij dig vast
te stellen en schade te vermij den.
Automatische werking
In de automatische modus schakelt de
drij fschakelaar (5) de pomp automatisch
respectievelij k in en uit.
Bij een stationaire installatie moet
de werking van de drij fschakelaar
(5) regelmatig (ten laatste telkens
na drie maanden) gecontroleerd
worden.
Het in- resp uitschakelpunt van de drij fscha-
kelaar (5) kan traploos worden ingesteld:
Varieer het in- resp. uitschakelpunt door:
-
de positie van de hoogteregeling vlot-
terschakelaar (6) aan de geleiding vlot-
terschakelaar (8) regelen.
-
De lengte van de vlotterschakelaar-kabel
(7) te variëren. Schuif/trek daartoe de
kabel (7) door het oog aan de borgclip
(6).
NL
11