Als er een of meer defecten zichtbaar zijn,
mag de leiding niet worden gerepareerd,
maar moet deze worden vervangen.
WAARSCHUWING!
Controleer na montage of de afdichting
van elke leidingaansluiting correct is.
Gebruik een zeepoplossing, geen vlam!
3.3 Sproeiers vervangen
1. Verwijder de pannendragers.
2. Verwijder de kappen en kronen van de
brander.
3. Verwijder de injectoren met een
dopsleutel 7 en vervang ze door de
sproeiers die nodig zijn voor het type gas
dat je gebruikt (zie de tabel in het
hoofdstuk "Technische gegevens").
4. Plaats alle onderdelen terug, waarbij je
dezelfde procedure in omgekeerde
volgorde uitvoert.
5. Bevestig het label met het nieuwe type
gastoevoer in de buurt van de
gastoevoerleiding. Dit etiket kun je vinden
in het pakket dat bij het apparaat is
meegeleverd.
Als de toevoergasdruk kan worden gewijzigd
of anders is dan de benodigde druk, moet je
een geschikte drukregelaar op de
gastoevoerleiding plaatsen.
3.4 Het minimumniveau aanpassen
Het minimumniveau van de branders
afstellen:
1. Steek de brander aan.
2. Draai de knop op de minimumstand.
3. Verwijder de knop en de pakking.
WAARSCHUWING!
Let op dat u de pakking niet beschadigt.
Gebruik geen scherp gereedschap om
die te verwijderen.
4. Pas de stand van de bypass-schroef aan
met een smalle schroevendraaier (A).
A
5. Bij omschakelen:
• van aardgas G25,3 25 mbar, G25 25
mbar of aardgas G20 20 mbar naar
vloeibaar gas, draait u de instelschroef
volledig vast.
• van vloeibaar gas naar aardgas G25,3
25 mbar, G25 25 mbar of aardgas
G20 20 mbar, draait u de instelschroef
ongeveer een kwartslag los.
• van aardgas G25.3 25 mbar, G25 25
mbar naar aardgas G20 20 mbar,
aanpassing is niet noodzakelijk.
6. Plaats de pakking en de knop terug.
NEDERLANDS
9