DE KOOKPLAAT SCHOONMAKEN
•
Verwijder direct: gesmolten plastic, gesmolten
folie, suiker en suikerhoudende gerechten.
Anders kan het vuil de kookplaat beschadigen.
Doe voorzichtig om brandwonden te voorkomen.
•
Verwijder nadat de kookplaat voldoende
is afgekoeld: kalk- en waterkringen, vetspatten
en metaalachtig glanzende verkleuringen. Reinig
de kookplaat met een vochtige doek en een
beetje niet-schurend reinigingsmiddel. Droog de
kookplaat na reiniging af met een zachte doek.
•
Was de geëmailleerde delen, deksel en kroon
met een warm sopje en laat ze goed drogen
alvorens ze terug te plaatsen.
REINIGEN VAN DE ONTSTEKINGSKNOP
Dit onderdeel is uitgerust met een keramische
ontstekingsbougie met een metalen elektrode.
Reinig deze onderdelen altijd grondig, om
moeilijkheden bij het aansteken te voorkomen, en
controleer of de branderkroonopeningen niet
verstopt zijn.
PANNENDRAGERS
De pansteunen zijn niet bestand tegen
afwassen in een afwasautomaat. Ze
moeten met de hand worden
afgewassen.
OVEN - DAGELIJKS GEBRUIK
WAARSCHUWING! Raadpleeg de
hoofdstukken Veiligheid.
HET APPARAAT AAN- EN UITZETTEN
Het hangt van het model of uw
apparaat knopsymbolen,
indicatielampjes of lampjes heeft:
•
Het lampje gaat aan als het
apparaat in werking is.
•
Het symbool geeft aan of de knop
de kookzones, de ovenfuncties of
de temperatuur bedient.
•
Het indicatielampje gaat aan
wanneer de oven opwarmt.
1. U kunt de pansteunen verwijderen voor een
gemakkelijke reiniging van het kookplaat.
Ga zeer voorzichtig te werk bij het
vervangen van de pannendrager,
dit om schade aan het oppervlak
van de kookplaat te vermijden.
2. De emaillelaag kan scherpe randen hebben,
dus wees voorzichtig tijdens het met de hand
afwassen en afdrogen. Verwijder hardnekkige
vlekken zo nodig met een pastareiniger.
3. Zorg er na het reinigen van de pansteunen voor
dat u ze in de juiste stand terugplaatst.
4. Om ervoor te zorgen dat de brander goed
werkt, moeten de armen van de pannendrager
in het midden van de brander worden
geplaatst.
PERIODIEK ONDERHOUD
Raadpleeg regelmatig uw lokale serviceafdeling,
om de staat van de gastoevoerleiding en de
drukregelaar (indien gemonteerd) te controleren.
1. Zet de functieknop van de oven op een
ovenfunctie.
2. Draai de temperatuurknop om een temperatuur
te kiezen.
3. Draai om het apparaat uit te schakelen, de
knop voor de ovenfuncties en de knop voor de
temperatuur in de uit-stand.
VEILIGHEIDSTHERMOSTAAT
Een onjuiste bediening van het apparaat of defecte
componenten kunnen gevaarlijke oververhitting
veroorzaken. Om dit te voorkomen is de oven
voorzien van een veiligheidsthermostaat die de
stroomtoevoer onderbreekt. Zodra de temperatuur
is gedaald, wordt de oven automatisch weer
ingeschakeld.
15