instellingenscherm
Sabotage-detectie
U kunt de functie voor het detecteren van ongewenste wijzigingen instellen, zoals een plotselinge wijziging van
de richting van het beeldkader van de camera, een geblokkeerde lens en andere algemene scènewijzigingen
voor de camera, en hier gebeurtenissen voor activeren.
1. Selecteer in het menu Instellen het <Analyse (
2. Klik op <Sabotage-detectie>.
3. Instellen op wel of niet <Manipulatiedetectie inschakelen>.
4. De grafiek geeft de graad van temperen weer. Stel het
detectieniveau voor gevoeligheid temperen in (bereik: 1 tot
100).
5. Stel de gevoeligheid in.
Hoe hoger de ingestelde waarde, des te gevoeliger de reactie
van de camera (bereik: 1 tot 100).
6. Bepaal de minimum controleduur.
Een gebeurtenissignaal wordt gegenereerd als de status hoger blijft dan het detectieniveau gedurende een
periode die langer is dan de ingestelde minimale controleduur.
7. Bepaal of donkere gebieden uitgesloten moeten worden.
Deze functie maakt het moeilijk om duisternis te onderscheiden, vanwege het verdwijnen van de verlichting
van duisternis doordat deze wordt geblokkeerd door een object. Ondanks deze eigenschap moet u deze
functie wel inschakelen als u een alarm wilt uitsluiten voor plotselinge veranderingen in de helderheid van
het scherm, zoals het verdwijnen van verlichting.
8. Selecteer of overhandigen wel of niet moet worden gebruikt.
9. Configureer het programma van de bewegingsgebeurtenissen en de omstandigheden van de
bewegingsgebeurtenissen.
Voor meer informatie over <Activeringstijd> en <Instelling gebeurtenisactie>, raadpleeg 'Alarmingang'. (pagina 47)
`
10.
Klik wanneer u klaar bent op [Toepassen].
De detectie wordt voor een bepaalde tijdsperiode opnieuw gestart (ongeveer 5 seconden). Tijdens stabilisering is detectie niet
`
J
beschikbaar.
Als valse alarmen vaak optreden moet u de gevoeligheid stapsgewijs terugbrengen om valse alarmen te minimaliseren.
`
Als u een lage gevoeligheid gebruikt kunnen alarmen zelfs worden gegenereerd bij kleine veranderingen op het scherm,
`
maar onjuiste detectie kan optreden als een reactie op veranderingen in bewegende objecten of helderheid.
In de volgende gevallen kan de detectiefunctie tempering mogelijk niet goed functioneren.
`
-
Controle omgeving met eenvoudige achtergrond, nacht en omgeving met weinig licht.
-
Ernstige trilling van camera of plotselinge veranderingen verlichting
50_ instellingenscherm
)> tabblad.
Defocus detection
U kunt instellingen configureren om een alarmsignaal te genereren als defocussen van de cameralens wordt
gedetecteerd.
1. Selecteer in het menu Instellen het <Analyse (
2. Klik op <Defocus detection>.
3. Instellen op wel of niet <Onscherptedetectie inschakelen>.
4. Configureer instellingen voor elk item.
• Detectieniveau : Een alarm wordt gegenereerd als het
huidige niveau hoger is dan het ingestelde detectieniveau.
• Gevoeligheid : Hoe hoger de gevoeligheid, des te hoger
is de uitvoer van het niveau van de grafiek als uitvoer voor
dezelfde video.
• Minimumduur (s) : Een alarm wordt gegenereerd als het statusniveau hoger blijft dan het detectieniveau
gedurende een periode die langer is dan de ingestelde minimale controleduur.
5. Configureer het programma van de bewegingsgebeurtenissen en de omstandigheden van de
bewegingsgebeurtenissen.
Eenvoudige focus : Bepaal of eenvoudig weghalen scherptestelling wordt gebruikt als weghalen scherptestelling is gedetecteerd.
`
Voor meer informatie over <Activeringstijd> en <Instelling gebeurtenisactie>, raadpleeg 'Alarmingang'. (pagina 47)
`
6. Klik wanneer u klaar bent op [Toepassen].
Nadat een alarm voor detectie weghalen scherptestelling is gegenereerd moet u tenminste een keer teruggaan naar een
`
J
stabiele status als u een alarm voor detectie weghalen scherptestelling nogmaals wilt ontvangen. Wat volgt zijn voorbeelden
van teruggaan naar een stabiele status.
-
Selectievakje Gebruik detectie weghalen scherptestelling is niet geselecteerd
-
Video-identificatie is beschikbaar wanneer eenvoudige scherptestelling is ingeschakeld
-
Als een object in de video naar een positie beweegt waar een goede scherptestelling is verzekerd en dus een
identificeerbare tempering is gedetecteerd
In de volgende gevallen kan de prestatie van het detecteren van defocussen worden afgezwakt of kan er een storing optreden.
`
-
Monotone monitoringomgeving, nachtelijke of slecht verlichte omgeving
-
Plotselinge veranderingen in de verlichting (bijv. binnenlicht gaat uit)
-
De lens wordt geblokkeerd door een groot object dat bijna het hele scherm bedekt
-
Hiermee wordt het scherpstellingsobject gewijzigd door de camerapositie te wijzigen.
)> tabblad.