4 Montage
Meting in bypass
22
Bij schroefdraadaansluitingen bevindt de markering zich op de
l
zeskant, bij flensaansluitingen tussen twee flensgaten.
Alle gaten in de dippijp moeten in een vlak met deze markering
l
liggen.
Instructies meting:
Het 100%-punt moet onder het bovenste ontluchtingsgat en de
l
antennerand liggen.
Het 0%-punt is het uiteinde van de dippijp.
l
De pijpdiameter moet bij antenne-afmeting 40 mm (1½") minimaal
l
DN 40 resp. 1½" zijn
Bij de parametrering moet "Toepassing standpijp" worden ge-
l
kozen en de pijpdiameter worden ingevoerd, om fouten door
looptijdverschuiving te compenseren.
Een stoorsignaalonderdrukking bij ingebouwde sensor verdient
l
aanbeveling, is echter niet dwingend noodzakelijk.
De meting door een kogelkraan met volledige doorlaat is mogelijk
l
Constructieve eisen aan de dippijp:
Materiaal metaal, pijp intern glad
l
Bij voorkeur getrokken of langsnaadgelaste RVS-pijp.
l
Lasnaad moet zo vlak mogelijk zijn en in één lijn liggen met de
l
gaten.
Flenzen zijn overeenkomstig de uitlijning van het polarisatievlak op
l
de pijp gelast.
Bij verlenging met voorlasflenzen of pijpmoffen en bij gebruik van
l
een kogelkraan, de overgangen aan de binnenkant in lijn brengen
en exact fixeren.
Spleetgrootte bij overgangen ≤ 0,1 mm
l
Niet door de pijpwand lassen. De dippijp moet van binnen glad
l
blijven. Bij onbedoeld doorlassen moeten oneffenheden die aan
de binnenkant zijn ontstaan worden verwijderd, omdat deze sterke
echo's veroorzaken en aanhechting bevorderen.
Dippijpen moeten tot de gewenste minimale vulhoogte reiken,
l
omdat een meting alleen in de pijp mogelijk is
Diameter gaten ≤ 5 mm, aantal willekeurig, eenzijdig of doorgaand
l
De antennediameter van de sensor moet zo mogelijk over-
l
eenkomen met de binnendiameter van de pijp.
Diameter moet constant zijn over de gehele lengte
l
Een alternatief voor de meting in de dippijp is de meting in een bypass
buiten de tank.
VEGAPULS 61 • Toelating conform LPR-radiorichtlijn