Installatie van draadloos netwerk (optioneel)
15
Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) gebruiken
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor de beveiligde
draadloze netwerkverbinding eenvoudig configureren.
• Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de
infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het
apparaat. Of u de knop
invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van
het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze
router) dat u gebruikt voor meer informatie.
• Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te
stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de
WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze
netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen
afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u
gebruikt.
Wat u nodig hebt
•
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunt.
•
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
WPS (PBC)
gebruikt of het PIN-nummer
•
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Uw type kiezen
Met WPS kunt u op twee manieren een verbinding met een draadloos
netwerk tot stand brengen voor uw apparaat.
•
Met de PBC (Push Button Configuration)-methode kunt u uw
apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door WPS
op uw apparaat in te schakelen en op de WPS-knop (of PBC-knop) op
een toegangspunt (of draadloze router) met ondersteuning voor WPS
te drukken.
•
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw
apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de
meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of
draadloze router die) WPS ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt
aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
168