AANWIJZING: wanneer u een 12 V-auto-accu op de auto-accuoplader aansluit en de
auto- accuoplader deze accu automatisch als 6 V-accu herkent, dient u ervan uit te gaan dat deze
12 V-auto-accu defect is en moet worden vervangen.
Toets Charge-Start/toets Opladen starten
Gebruik deze toets om tussen de volgende opties te kiezen en het laadproces te starten:
Fast Charge/snelladen: snel laden
Normal Charge/normaal opladen: normaal laadproces (normale snelheid)
Start/starten: levert kortstondig 75 ampère om een zwak geladen of lege 12 V-accu te overbruggen
om de motor te starten.
AANWIJZING: in de Fast-Charge-/snellaadmodus schakelt de oplader na een geslaagd
laadproces (de "Charged/geladen"-led licht op het digitale display
druppellading, voor zover de acculader verder op de accu en op het stroomnet blijft aangesloten.
VOORZICHTIG: de modus kan alleen door het uittrekken van de stroomkabel
herhaaldelijk indrukken van de toets Charge-Start/toets Opladen starten
er geen modus meer wordt weergegeven) worden beëindigd.
AANWIJZING: wanneer de "Charged/geladen"-led op het digitale display
is de accu voldoende geladen en kan er geen nieuw snel of normaal laadproces worden gestart.
z Starthulpfunctie gebruiken
WAARSCHUWING
Het is verplicht om alle aansluitingen, zoals is beschreven en in de aangegeven volgorde
uit te voeren. Anders kan de elektronica van het voertuig beschadigd raken. Bij een handelwijze die afwijkt
van de beschreven voorschriften, handelt u op eigen gevaar en verantwoordelijkheid.
VOORZICHTIG: Deze functie is niet geschikt voor accu's kleiner dan 45 Ah. Bij accu's kleiner dan
45 Ah kan deze functie tot beschadiging van de accu leiden. Bij dieselvoertuigen en benzinemotoren met
een groot volume zijn gedeeltelijk hogere stroomsterktes dan 75 A voor het startproces vereist.
AANWIJZING: de auto-accuoplader beschikt over een analyseprogramma dat vooral in de start-
hulpfunctie de accu tegen beschadiging beschermt (bijv. sulfatatie, te sterke daling van de spanning).
Bij zeer sterk ontladen of sterk belaste accu's schakelt het apparaat ter bescherming van de accu de
starterfunctie niet in. Tijdens dit proces wordt de accu reeds met een lage stroom geladen ("Charging/
opladen" licht op). Het display blijft dan op "0" staan. In dit geval is de starthulpfunctie niet mogelijk.
Dit beschermt de accu tegen beschadigingen. De accu moet dan eerst worden geladen. Hiervoor kunt u
ook de functie "Fast Charge/snelladen" of "Normal Charge/normaal laden" gebruiken.
Sluit de "+" pool snelcontact-accuklem (rood)
de accu.
Sluit de "–" pool snelcontact-accuklem (zwart)
Sluit de stroomkabel
Wanneer de aansluitklemmen correct zijn aangesloten, kiest de auto-accuoplader automatisch de
juiste spanning van 6 V of 12 V. Het accutype kunt u controleren in het optieveld "Battery-Type/
type accu" en evt. wijzigen door de Toets Battery-Type/toets Accutype
Kies nu met behulp van de toets Charge Start/toets Opladen starten
De auto-accuoplader analyseert nu de laadtoestand van de accu. Op het display verschijnt nu "0".
Bedien nu het contact van het voertuig, d.w.z. start nu het voertuig. Op het display start nu een count-
down van 5 seconden (waarvan 2 seconden voor het starten resp. als analysefunctie en 3 seconden
overbruggingsfunctie met 75 A), als een starterfunctie door de auto-accuoplader nodig is (dit wordt
42
NL/BE
van de auto-accuoplader aan op het stopcontact.
7
:
3
groen op) automatisch naar de
6
van de auto-accuoplader aan op de "+" pool van
5
aan op de "–" pool van de accu.
4
of door
7
(herhaaldelijk indrukken tot
3
groen brandt,
6
in te drukken.
2
de functie "start/starten".
3