INSTALLATIE VOORSCHRIFT
Installatie van het binnenwerk
(fig. 2, 4, blz. 57)
Neem het binnenwerk en zet deze met de onderrand op
de twee steunen van de montageplaat. Houd het binnen-
werk in evenwicht en schuif de uitlaatpijp een klein stukje
in de uitlaatopening van het binnenwerk ter ondersteuning.
Schuif nu het binnenwerk tegen de montageplaat en zorg
er daarbij voor dat de omgezette montageplaatrand in de
inlaatbus op de achterzijde van het binnenwerk valt en de
bouten (10) door de beugels (11) steken. Moeren en sluit-
ringen op de bouten (10) aanbrengen en vast aandraaien
tot tegen de aanslag. Daarna de draadstang (12) in de
beugel (13) schuiven. Moer met sluitring op de draadstang
(12) aanbrengen en aandraaien tot het binnenwerk parallel
met de wand staat.
N.B. Wanneer gemakkelijk toegankelijk, b.v. op de begane
grond, kan de uitlaatpijp ook van buitenaf worden aange-
bracht nadat de roosterbinnenplaat en de korf zijn gede-
monteerd.
Bij de STYLE 4-01 en 5-01 moet na de montage van het
binnenwerk de thermostaatvoeler aangebracht worden
in de voelhouder rechts onder op de achterzijde van de
montageplaat.
Aansluiting van de gastoevoer
Voor de verschillende typen gevelkachels gelden
onderstaande aansluitingen:
• STYLE 3-01
3/8" binnendraad
• STYLE 4-01, 5-01
3/8" buitendraad
Indien de toevoerleiding door de achterplaat het toestel
binnenkomt moet men het plaatje uitdrukken. Gebruik in
de toevoerleiding een gekeurde aansluitkraan met koppe-
ling (voor Belgie moet deze B.G.V. gekeurd zijn). De aan-
sluitkraan met koppeling dient buiten de mantel te worden
geplaatst. Verder geldt:
• Ontlucht de toevoerleiding voordat het toestel wordt
vastgekoppeld.
• De bedieningskraan mag niet verdraaid worden bij het
aansluiten aan de gastoevoerleiding.
• Vermijd spanningen op de bedieningskraan en leidingen.
• Controleer de aansluitingen op gasdichtheid.
In bedrijf stellen
Het toestel is door de fabriek ingericht voor de gassoort
zoals op het typeplaatje is aangegeven. Controleer of de
gas voordruk en branderdruk overeenkomen met de ver-
melding op de typeplaat. Corrigeer indien nodig de bran-
derdruk met behulp van de regelschroef. De regelschroef
voor de branderdruk bevind zich achter het kapje op
het gasregelblok. Dit kapje kan verwijderd worden door
schroef uit te draaien en de lip aan de linkerzijde met
behulp van een schroevendraaier los te klikken.
De thermostaat regelt modulerend tussen ,volstand" en
,kleinstand" en bij een geringe warmtebehoefte in twee
posities, n.l. ,kleinstand" of ,uit". Hierbij blijft de waakvlam
steeds branden. De kleinstand kan alleen worden gecon-
troleerd wanneer de kamertemperatuur hoger is dan ca.
15° C (60° F).
Kleinstand
De kleinstand is ingesteld op ± 20 % van het volverbruik.
De kleinstandschroef is geheel ingedraaid en voorzien van
de juiste kleinstandboring. Deze is niet instelbaar.
Waakvlambrander
De waakvlambrander heeft bij levering het juiste verbruik
d.m.v. een spuitstuk dat zich in de waakvlambrander bevindt.
De waakvlambrander behoeft niet te worden ingesteld.
Plaatsen van de mantel
Hang de mantel aan de bovenzijde over de achterplaat en
zorg daarbij dat de mantelhaken in de uitsparingen van de
achterplaat en bedieningsknoppen in de eventueel daar-
voor bestemde mantelopening vallen.
4