Elektrische aansluiting
4.
Druk de kabel door de kabelwartel. Verwijder de afdichting van de kabelwartel niet,
teneinde een goede afdichting te waarborgen.
5.
Strip de kabel en de aders. Plaats adereindhulzen in geval van soepele aders.
6.
Sluit de randaarde aan.
7.
Sluit de kabel aan conform de klembezetting.
Klembezetting signaalkabel: De instrumentspecifieke klembezetting is
gedocumenteerd op een sticker in het klemmendeksel.
Klembezetting aansluiting voedingsspanning: sticker in klemmendeksel of
→ 17.
8.
Zet de kabelwartels stevig vast.
Hiermee is het aansluiten van de kabel voltooid.
9.
Sluit het klemmendeksel.
10. Sluit de behuizing.
WAARSCHUWING
L
De beschermingsklasse van de behuizing kan in gevaar komen vanwege onvoldoende
afdichting van de behuizing.
‣
Schroef de schroeven vast zonder gebruik van smeermiddel.
LET OP
Overmatige aandraaimomenten op de bevestigingsschroeven!
Risico voor schade aan de kunststof transmitter.
‣
Zet de bevestigingsschroeven vast met het gespecificeerde aandraaimoment:
2,5 Nm (1,8 lbf ft)
11. Maak de 4 bevestigingsschroeven op de behuizingsdeksel vast.
5.4
Potentiaalvereffening
5.4.1
Voorwaarden
• Houd rekening met de lokale aardingsconcepten
• Houd rekening met de bedrijfsomstandigheden zoals leidingmateriaal en aarding
• Sluit het medium, de sensoraansluitbehuizing en de transmitter aan op hetzelfde
elektrische potentiaal.
• Gebruik een aardkabel met een minimale diameter van 6 mm
kabelschoen voor de potentiaalvereffeningsaansluitingen
24
Meetinstrument voor totale vaste stofmeting Proline 500
2
(0,0093 in
2
) en een
Endress+Hauser