2-7. Controles van de
koelmiddelapparatuur
• Als elektrische onderdelen worden
uitgewisseld, moeten deze geschikt zijn
voor hun doel en de juiste specifi catie
hebben.
• De onderhoudsrichtlijnen van de
fabrikant moeten te allen tijde worden
opgevolgd.
• Bij twijfel kunt u contact opnemen met
de technische dienst van de fabrikant
voor hulp.
• De volgende controles moeten worden
uitgevoerd bij installaties die brandbare
koelmiddelen gebruiken.
- De grootte van de vulapparatuur
moet in overeenstemming zijn met de
afmetingen van de ruimte waarin de
onderdelen die koelmiddel bevatten
zijn gemonteerd.
- De ventilatieapparatuur en uitlaten
werken afdoende en zijn niet
geblokkeerd.
- Als een indirect koelcircuit wordt
toegepast, moet het secundaire
circuit worden gecontroleerd op de
aanwezigheid van koelmiddel.
- Markeringen op de apparatuur
moeten zichtbaar en leesbaar blijven.
Markeringen en aanduidingen die
onleesbaar zijn moeten worden
gecorrigeerd.
- Koelleidingen of onderdelen moeten
op een plaats worden geïnstalleerd
waar het onwaarschijnlijk is dat deze
worden blootgesteld aan stoffen die
onderdelen die koelmiddel bevatten
corroderen, tenzij die onderdelen
zijn gemaakt van materialen die
corrosiebestendig zijn of goed
worden beschermd tegen corrosie.
2-8. Controles van elektrische
apparaten
• Bij reparatie en onderhoud aan
elektrische onderdelen moeten
veiligheidscontroles en procedures
voor inspectie van onderdelen worden
uitgevoerd.
• De eerste veiligheidscontroles houden
onder andere in dat:
- De condensatoren ontladen zijn;
dit moet op een zodanig veilige
manier gebeuren dat er geen vonken
ontstaan.
- Er geen elektrische onderdelen en
bedrading zijn die onder spanning
staan tijdens het vullen, terugwinnen
of doorspoelen van het systeem.
- Er doorlopend verbinding met de
aarde is.
• De onderhoudsrichtlijnen van de
fabrikant moeten te allen tijde worden
opgevolgd.
• Bij twijfel kunt u contact opnemen met
de technische dienst van de fabrikant
voor hulp.
• Als er een storing is die de veiligheid in
gevaar brengt, mag er geen elektrische
voeding worden aangesloten op het
circuit, totdat de storing voldoende is
verholpen.
• Als de storing niet onmiddellijk kan
worden verholpen maar het nodig is dat
de apparatuur blijft werken, moet er een
afdoende tijdelijke oplossing worden
gebruikt.
• De eigenaar van de apparatuur moet
worden ingelicht, zodat alle partijen
hierover zijn geïnformeerd.
33