MENU 1.30.3 - EXTERNE AFSTELLING
Afgiftesysteem
Instelbereik: -10 tot +10
Instelbereik (indien er een ruimtesensor is geïnstal-
leerd): 5 - 30°C
Door een extern contact aan te sluiten, bijvoorbeeld een
kamerthermostaat of een timer, kan de kamertempera-
tuur tijdelijk of periodiek worden verhoogd of verlaagd.
Als het contact is aangesloten, wordt de stooklijnver-
schuiving gewijzigd met het aantal stappen dat in het
menu is geselecteerd. Als er een ruimtesensor is geïn-
stalleerd en geactiveerd, is de gewenste kamertempe-
ratuur (°C) ingesteld.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling
afzonderlijk worden verricht voor ieder systeem.
MENU 1.30.4 - LAAGSTE AANVOERTEMP.
VERWARMING
verwarming
Instelbereik: 5 - 80 °C
Stel de minimumtemperatuur voor de aanvoertempera-
tuur naar het afgiftesysteem in. Dit betekent dat de
VVM S320 nooit een temperatuur berekent die lager is
dan de hier ingestelde temperatuur.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling
afzonderlijk worden verricht voor ieder systeem.
MENU 1.30.5 - LAAGSTE AANVOERTEMP.
KOELING
koeling
Afhankelijk van het gebruikte koelaccessoire kan het
instelbereik variëren.
Instelbereik 7 – 30 °C
Alarm, ruimtesensor tijdens het koelen
Instelbereik: aan/uit
Stel de minimumtemperatuur voor de aanvoertempera-
tuur naar het afgiftesysteem in. Dit betekent dat de
VVM S320 nooit een temperatuur berekent die lager is
dan de hier ingestelde temperatuur.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling
afzonderlijk worden verricht voor ieder systeem.
Hier kunt u alarmen ontvangen tijdens het koelen, bij-
voorbeeld wanneer een ruimtesensor niet goed werkt.
46
Hoofdstuk 9 | Regeling – Menu's
Voorzichtig!
De aanvoertemperatuur voor het afgiftesys-
teem moet worden ingesteld aan de hand van
het aangesloten klimaatsysteem. Zo kan een
vloerkoeling met een lage aanvoertemperatuur
tot condensvorming leiden en dat kan in het
ergste geval vloerschade tot gevolg hebben.
MENU 1.30.6 - HOOGSTE AANVOERTEMP.
VERWARMING
afgiftesysteem
Instelbereik: 5 - 80°C
Hier stelt u de hoogste aanvoertemperatuur voor het
klimaatsysteem in. Dit betekent dat de VVM S320 nooit
een hogere temperatuur berekent dan de hier ingestel-
de. Indien de installatie meerdere klimaatsystemen
heeft, kan de hoogste aanvoertemperatuur voor elk
systeem worden ingesteld. Klimaatsystemen 2 – 8
kunnen niet worden ingesteld op een hogere max. aan-
voertemperatuur dan klimaatsysteem 1.
LET OP!
Met vloerverwarmingsystemen moet de
"Maximale aanvoertemperatuur voor verwar-
ming" normaliter worden ingesteld tussen 35
en 45°C.
Controleer de max. vloertemperatuur bij de le-
verancier van uw vloer.
MENU 1.30.7 - EIGEN STOOKLIJN
Eigen stooklijn, verwarming
LET OP!
Curve 0 moet worden geselecteerd om eigen
stooklijn toe te passen.
Hier kunt u, als er speciale eisen zijn, uw eigen stooklijn
creëren door de gewenste aanvoertemperaturen in te
stellen voor verschillende buitentemperaturen.
Aanvoertemp.
Instelbereik: 5 – 80 °C
MENU 1.30.8 - PUNTVERSCHUIVING
Punt buitentemp.
Instelbereik: -40 – 30 °C
Wijziging in stooklijn
Instelbereik: -10 – 10 °C
NIBE VVM S320