1.48
Venkon
KaControl voor Venkon
INSTALLATIE- EN BEDIENINGSHANDLEIDING
De adressering via DIP-schakelaar
op de CAN-bus-kaart
DIP-schakelaars op de achterkant
van de CAN-bus-kaart
DIP1 = ON
DIP2 = OFF
DIP3 = OFF
DIP4 = OFF
DIP5 = OFF
DIP6 = OFF
DIP7 = OFF
DIP8 = ON
DIP9 = OFF
DIP10 = OFF
30
8.
Adressering
8.1
Regelingen met één cyclus
8.1.1 Maximaal 6 Venkon in één regelzone
• Venkon in regelingen met één cyclus met maximaal 6 apparaten
hoeven niet te worden geadresseerd.
• De definitie geleideapparaat / volgapparaat komt tot stand door
het aansluiten van de KaController.
• Door het aansluiten van een KaController wordt de betreffende
Venkon automatisch het geleideapparaat in de regelcyclus.
• Een geleideapparaat hoeft niet dwingend op het einde van een
bussysteem geplaatst te zijn.
• Alle BUS-leidingen moeten lijnvormig worden aangelegd. Een
stervormige bedrading is niet toegestaan.
8.1.2 Maximaal 30 Venkon in één regelzone
• Venkon in regelingen met één cyclus met meer dan 6 apparaten
moeten worden geadresseerd.
• De adressering gebeurt via DIP-schakelaar-instellingen op de
CAN-bus-kaart.
• De definitie geleideapparaat / volgapparaat komt tot stand door
het aansluiten van de KaController.
• Door het aansluiten van een KaController wordt de betreffende
Venkon automatisch het geleideapparaat in de regelcyclus.
• Procedure voor het instellen van het adres d.m.v. DIP-schakelaar-
instelling op de CAN-bus-kaart:
1. Venkon spanningvrij schakelen
2. CAN-bus-kaart van de basisprintplaat wegpakken
3. DIP-schakelaars conform afbeelding instellen
4. CAN-bus-kaart op de basisprintplaat insteken
5. Busleiding aansluiten
6. Spanningsvoeding voor Venkon inschakelen
• De DIP-schakelaars op alle CAN-bus-kaarten in een regelcyclus
moeten identiek worden ingesteld!