Max. 1
■
melding om
de:
Ontvanger:
■
Voorwaarde (alle triggeren een alarm):
■
3. Tik nu op het schakelvlak 'Wijzigen en teruggaan'.
De overzichtslijst wordt weer geopend. Hier verschijnt de alarmmelding met de ingevoerde
waarden. In de menukolom verschijnt ook de naam van het gemaakte alarm.
8.6.15.4
Alarm aanpassen
Bestaande alarmen kunnen op ieder moment worden aangepast.
1. Open de functie 'Alarmen'.
2. Tik in de menukolom op het alarm dat moet worden aangepast.
Het alarm wordt geopend. U kunt nu de instellingen aanpassen.
3. Tik ter afsluiting op het schakelvlak 'Wijzigen en teruggaan'.
De overzichtslijst wordt weer geopend. Hier verschijnt de alarmmelding met de aangepaste
waarden. In de menukolom verschijnt ook de naam van het gemaakte alarm.
8.6.15.5
Alarm wissen
Bestaande alarmen kunnen op ieder moment worden gewist.
1. Open de functie 'Alarmen'.
2. Tik in de menukolom op het alarm dat moet worden gewist.
Het alarm wordt geopend.
3. Tik op het vuilnisbaksymbool.
Het alarm wordt gewist.
8.7
Verdere instellingen voor het apparaat (configuratiepagina)
Via de configuratiepagina kunnen verdere instellingen voor het apparaat worden aangepast.
In de volgende paragrafen volgt een toelichting op de menu-items in de menukolom
(uitzondering: uitnodiging aan eindklant verzenden).
KNX Technisch Handboek 2CKA002273B8902
Hier kan een tijdinterval worden vastgelegd, waarin het alarm opnieuw moet worden
verzonden.
– Type
Selecteren of het alarm als e-mail of push-notificatie wordt
verzonden.
– Aan
Bij e-mail → invoer e-mailadres: bij push-notificatie → selecteren
van een mobiel toestel
– Voorwaarde:
De voorwaarde vastleggen die het verzenden van het alarm
triggers (bijv. HTTP-trigger). Afhankelijk van de voorwaarde zijn
verdere instellingen nodig.
De voorwaarden worden via de functie 'Trigger' bij de
projectinstellingen aangegeven (zie hoofdstuk "Trigger" op pagina
50).
Inbedrijfname
│112