nl
6.2.1
Persleiding
6.2.2
Zuigleiding uit het regenwaterre-
servoir
6.2.3
Overloop
6.2.4
Suppletie
6.3
Elektrische aansluiting
20
Voor de aansluiting van de persleiding is naar keuze aan de rechter- of linkerkant van de in-
stallatie een leidingaansluiting met buitendraad R1½" beschikbaar.
•
Sluit de aansluiting die niet nodig is, af met een in de handel verkrijgbare kap (drukni-
veau PN 10).
•
Leg voor elke pomp van de installatie een separate zuigleiding naar het regenwaterre-
servoir en sluit de leiding aan op de aansluitingen aan de zuigzijde van de pompen G1¼
(voorzijde van de installatie). Monteer de zuigleiding vacuümdicht aan de zuigaanslui-
ting.
•
Let erop dat de zuigleiding door de aanzuiging van de pompen niet vervormt.
•
Zorg ervoor dat de zuigleidingen voldoende groot zijn (afhankelijk van de capaciteit van
de pompen en van de kabellengte; minstens 1¼"-leiding).
•
Om leegloop en verstopte zuigleidingen te voorkomen: bescherm de pompen door een
voetventiel aan de zuigleidingen met terugslagklep en zeef (maaswijdte 1 mm) of door
een filter.
•
Leg de zuigleidingen continu stijgend. Knikken, bochten en versmallingen van de zuig-
leidingen verhogen de stromingsweerstand en verlagen zodoende de maximale aanzuig-
hoogte van de pomp. De aanzuighoogte bestaat uit de geodetische hoogte tussen pomp
en waterniveau in het regenwaterreservoir en de verlieshoogte van de complete zuiglei-
ding (incl. voetventiel) (Fig. 8).
•
Leid de overloop van de installatie in een vrije uitloop naar de riolering. Zorg voor een te-
rugstroomveilige aansluiting.
•
Installeer voor de automatische suppletie bij watergebrek een suppletieleiding 1¼" van
het drinkwaternet naar de installatie. De aansluiting vindt plaats op de vlotterkraan R
1¼" aan de voorzijde van het reservoir.
•
Het ventiel is aanpasbaar en af fabriek zodanig ingesteld dat het waterniveau tijdens het
sluiten van het ventiel ca. 5 cm onder de overloop staat. Controleer het niveau bij de in-
bedrijfname en stel indien nodig in via de vlotterstang.
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische stroom!
Het niet juist handelen bij werkzaamheden aan elektrische installaties
kan overlijden door een elektrische schok tot gevolg hebben!
• Laat de elektrische aansluiting uitsluitend uitvoeren door een elektri-
cien die is erkend door het plaatselijke energiebedrijf.
• Neem de geldende plaatselijke voorschriften in acht.
• Schakel de hoofdschakelaar van de installatie uit, voordat u de fases
verwisselt en borg deze tegen onbevoegd opnieuw inschakelen.
•
Voer de netaansluitingskabel en de sensorkabel door de bijbehorende doorvoeren in het
regelsysteem naar buiten.
•
Technisch stroomtype, spanning en frequentie van het toeleveringsnetwerk moeten
overeenkomen met de gegevens op het typeplaatje.
•
Aard de installatie op de voorgeschreven wijze.
LET OP
Schroefloze klemmen: Fig. 7 toont hoe de klemmen met een schroeven-
draaier moeten worden geopend. Een klem kan slechts één ader opne-
men.
Klemmenstrook (Fig. 4)
L N, PE
Netaansluiting 1~230 V,
•
•
•
U1/V1, U2/2, PE
Wisselstroomaansluitingen voor de pompmotoren 1 en 2
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Rainsystem AF150 • Ed.06/2024-01
Overbrug klemmen bij X0 overeenkomstig de aanwijzing
"230 V" op de printplaat.
Sluit bij dit type netspanning L op L1 aan.
Sluit de brug van L2(N) van de hoofdschakelaar aan op het
N-klemmenblok.