54
d. Houd de inktpatroon tegen het licht en inspecteer de voorzijde en randen op
vezels. Als er nog steeds vezels aanwezig zijn, herhaalt u stappen 2b en 2c.
e. Herhaal stappen 2a t/m 2d met de andere inktpatroon met gebruik van een
schoon, bevochtigd wattenstaafje om verontreiniging te voorkomen.
De patroonhouder reinigen
a. Zorg dat u zich op ooghoogte met de printer bevindt.
b. Ga naar de patroonhouder.
c. Veeg met gebruik van schone, bevochtigde staafjes de onderzijde van elke
wagenwand af waar vezels zich kunnen ophopen en in contact kunnen komen
met het papier. Herhaal dit totdat er geen inktresten meer op een schoon
staafje worden achtergelaten.
De inktpatronen terugplaatsen
a. Plaats de inktpatronen terug en sluit de printerkap.
b. Sluit het netsnoer weer aan op de achterkant van de printer.
c. Ga naar de tab Printerservice van de HP Werkset en klik op Een zelftestpagina
afdrukken.
d. Controleer de afdruk op inktstrepen.
N.B.
Deze procedure zou alle vezels die inktstrepen op de afdruk veroorzaken,
moeten verwijderen. Het is echter mogelijk dat er toch nog vezels zijn
achtergebleven. Als er nog steeds strepen op de afdruk voorkomen, herhaal
dan de procedure totdat de proefafdruk duidelijk en scherp is. Deze
procedure en nog meer onderhoudstips kunt u vinden op het World Wide
Web op http://www.deskjet-support.com/maintenance.