Een apparaat koppelen
Opmerkingen
■ Aan het systeem kunnen maximaal
vijf apparaten worden gekoppeld.
■ Er kan slechts één gekoppeld ap‐
paraat tegelijk met het infotain‐
mentsysteem worden verbonden.
■ Koppelen is in de regel slechts één
keer noodzakelijk, tenzij het appa‐
raat van de lijst met gekoppelde ap‐
paraten wordt gewist. Als het appa‐
raat eerder verbonden was, brengt
het Infotainmentsysteem de verbin‐
ding automatisch tot stand.
Een nieuw apparaat via het menu
Bluetooth-instellingen koppelen
1. Druk op de toets ; en selecteer
vervolgens de knop Instellingen
op het scherm.
Selecteer Verbindingsinstelllin‐
gen en dan Bluetooth instelling
om het betreffende menu weer te
geven.
2. Op het Infotainmentsysteem: zet
de functie Vast te stellen op Aan
om het Infotainmentsysteem voor
het Bluetooth-apparaat zichtbaar
te maken.
Op het Bluetooth-apparaat: acti‐
veer de Bluetooth-functie en de
detecteerbaarheidsmodus.
3. Op het Infotainmentsysteem: se‐
lecteer Apparaat koppelen om het
betreffende submenu weer te ge‐
ven.
4. Op het Infotainmentsysteem: tik
op de knop Bluetooth-Apparaat
Zoeken op het scherm. Alle de‐
tecteerbare Bluetooth-apparaten
in de omgeving verschijnen op
een lijst.
Telefoon
5. Tik op het Bluetooth-apparaat dat
u wenst te koppelen.
6. Als SSP (secure simple pairing)
wordt ondersteund:
Bevestig de berichten op het Info‐
tainmentsysteem en het Blue‐
tooth-apparaat.
Als SSP (secure simple pairing)
niet wordt ondersteund:
Op het Infotainmentsysteem: er
verschijnt een Info-bericht waarin
u wordt gevraagd om een pincode
op uw Bluetooth-apparaat in te
voeren.
Op het Bluetooth-apparaat: voer
de pincode in en bevestig de in‐
gevoerde gegevens.
7. Het Infotainmentsysteem en het
apparaat zijn gekoppeld.
47