Hoofdstuk 3: Inbedrijfstelling
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt de ingebruikname van de detector. De manier waarop
de ingebruikname geschiedt, hangt af van de omgeving waarin de detector is
geïnstalleerd. In een computerkamer (een relatief schone omgeving) is de test
bijvoorbeeld heel anders dan in een graanmolen, waarin de lucht een hoog
gehalte aan deeltjes bevat.
Een breed geaccepteerde norm voor computer en EDP-ruimtes is British
Standard BS6266, oververhitting van apparatuur in een stadium lang voor de
ontbranding. Doe de test door een 1 meter lange pvc-geïsoleerde draad met een
maat van 10/0,1mm gedurende een minuut te overbelasten met een geschikte
voeding. De detector dient binnen twee minuten na de draadontbranding een
alarmindicatie af te geven.
In omgevingen met hogere gehaltes aan deeltjes in de lucht, dient de
testmethode dezelfde te zijn als bij standaard puntdetectors.
De ingebruikname mag alleen worden verricht door door de fabriek opgeleide
technici in overeenstemming met de geldende normen.
Controlelijst inbedrijfstelling
Met de volgende korte checklist kunt u de detector snel instellen. Deze
procedure is geschikt voor de meeste standaardinstallaties.
Om de detector in gebruik te nemen:
1. Bekijk voordat u de stroom van de detector aanzet alle kabels om te
controleren of ze correct zijn aangesloten. Als de draadidentificatie niet
meteen duidelijk is (bijvoorbeeld door gebruik andere van andere kleuren
draad of andere draadidentificatiehoezen), dient een elektrische controle te
worden gedaan.
Controleer alle draadaansluitingen voordat u de stroom van
Waarschuwing:
de detector inschakelt. Onjuiste bedrading van de detector brengt
permanente schade aan de detector toe.
2. Sluit de detector aan op een PC en stel het adres van de detector in op de
DIP-switches en APIC-kaart (indien van toepassing). Raadpleeg 'Verbinding
met brandalarmpanelen' op pagina 20 en 'Het detectoradres instellen' op
pagina 22 voor meer informatie.
3. Schakel de detector in.
4. Zorg dat alle detectoren in het netwerkgebied vrij zijn van storingen en
alarmsignalen (indien van toepassing).
5. Start de Afstandsbediening-software of de SenseNET-software op de
computer, voer de toegangscode in en selecteer het tabvenster Functie-
instellingen.
34
Stratos Micra 25 Rookaanzuigdetectiesysteem Installateurshandboek