Hoofdstuk 2: Installatie en configuratie
De detector verwijderen
Het verwijderen gebeurt in de omgekeerde volgorde van de installatieprocedure,
waarbij het geïnstalleerde buizennetwerk en draadaansluiting in het docking-
station ongemoeid wordt gelaten (zoals wordt aangegeven in Afbeelding 11 op
pagina 19). Zie Afbeelding 16 hierboven.
De detector configureren na de installatie
De detector programmeerbare functies zijn toegankelijk met behulp van een PC
(aangesloten op de detector) ofwel de Remote of SenseNET toepassingen.
Remote
De Remote software is voor elke detector en stelt de gebruiker in staat om de
programmeerfuncties van een of meerdere detectors in te stellen en te
configureren vanaf een computer die is aangesloten via een RS-232 seriële
kabel. Zie je Remote documentatie voor meer informatie.
SenseNET
De SenseNET-software wordt gebruikt voor het configureren en beheren van
een groot netwerk van detectors met behulp van een eenvoudige,
gestroomlijnde grafische interface vanaf een computer die is aangesloten op
een detector of commandomodule via een RS-232 seriële kabel naar RS-485
converterinterface. Zie je SenseNET documentatie voor meer informatie.
Aangezien deze detector niet beschikt over een display of
Opmerking:
bediendeel op het voorpaneel, zijn de programmeerbare functies niet via het
apparaat zelf toegankelijk.
Raadpleeg 'Verbinding tot stand brengen met een PC' op pagina 29 van deze
handleiding voor instructies voor het aansluiten van een PC op een detector.
Stratos Micra 25 Rookaanzuigdetectiesysteem Installateurshandboek
27