Menu 2.5. Minimum / maximum waarde uitgang
Menu 1.6. Temperatuurbereik voor AI1 (regelingsmodus 1)
Menu 5.9 Startpunt voor externe compensatie (enkel regelingsmodus 5)
Menu 5.9 Maximum compensatie (enkel regelingsmodus 5)
Optigo OP5 – Gebruikersmanual
De uitgang kan worden beperkt met een minimum en maximum. De minimumwaarde kan
worden vastgelegd tussen 0...99% en de maximumwaarde tussen 1...100%. Als de minimum-
en maximumparameters per ongeluk zodanig zijn ingesteld dat ze elkaar overlappen, wordt de
maximumfunctie uitgeschakeld en gebeurt de regeling in functie van het uitgangssignaal.
Voor regelingsmodus 1 is er keuze uit 3 temperatuursbereiken:
Bereik 1 : -20...+60°C
Bereik 2 : 20...100°C
Bereik 3 : 60...140°C
S.P is de buitentemperatuur waarop de compensatie in werking treedt. Als de temperatuur
hoger is dan S.P, wordt de temperatuur op het instelpunt gehouden. Als de buitentemperatuur
lager is dan S.P, wordt de drempelwaarde van de druk lineair aangepast t.o.v. de temperatuur
om de maximale compensatiewaarde te bereiken voor een buitentemperatuur van -20°C.
Deze parameter is vastgelegd in het menu 5.8 (SPL).
SPL is de drempelwaarde die wordt aangehouden bij een buitentemperatuur van -20°C.
De verschuiving van de drempelwaarde begint als de buitentemperatuur onder de ingestelde
waarde in S.P. in bovenstaand menu 5.7 zakt, zal lineair worden aangepast met een dalende
buitentemperatuur en bereikt SPL als de buitentemperatuur -20°C bedraagt. Merk op dat SPL
geen waarde is van een wijziging van het instelpunt maar de reële drempelwaarde is bij een
buitentemperatuur van -20°C.
Instelpunt
300
SPL 200
-20°C
Hoofdstuk 8 Configuratie
Buitentemp
10° C
S.P
25